het jaar 1950 O
Het echtpaar Engel
komt in Westerbork
terecht
DOOR HERMAN KEPPY FOTOGRAFIE ARMANDO ELLO
Rinaldo 'Rien'Engel (Soekaboemi, 1927)
geeft al voor het gesprek aan dat we wel op
tijd 'naar beneden' moeten gaan om wat
djadjan, wat hapjes, te halen. De flat waar hij
en zijn echtgenote wonen, grenst aan Indisch
verzorgingshuis Raffy in Breda. Daar bevindt
zich de toko. Shirley-Mabel 'Liek' Engel-de
Groot Heupner (Batavia, 1928) verontschul
digt zich dat zij niets heeft kunnen koken.
Zij is slecht ter been en kampt met hartpro
blemen; de ene dag voelt zij zich beter dan
de andere, soms is het echt mis. Toch gaat er
later kroepoek rond. 'Die heb ik zelf weer kun
nen bakken', zegt zij niet zonder trots.
Gevraagd naar de achtergrond van haar
meisjesnaam antwoordt zij: 'Mijn achter
grond is Duits, want Heupner hoort eigenlijk
Hüpner te zijn. Mijn vader was douanecom
mies. Verder weet ik niets, echt niet.' Ook de
naam Engel stamt uit Duitsland. Rien Engel:
'Opa kwam uit Straatsburg, hij is naar Indië
gegaan, daar met een Chinese vrouw ge
trouwd en nooit meer naar Duitsland terug
gekeerd. Wat zijn beroep was, weet ik niet.
Hij moet aardig hebben verdiend, want hij
heeft een huis kunnen kopen in Soekaboemi.
In datzelfde huis ben ik geboren. Mijn vader
was planter. Hij heeft in de suiker gezeten, op
Midden-Java, en toen is hij overgestapt naar
een plantage op Lembang. Daar woonden
we onder de sterrenwacht. De plantage was
eigendom van de Italiaanse broers Ursone.
Ze verbouwden aardappelen, suikerriet,
thee, kina en... gras, want ze hadden een
kleine duizend koeien. Zij leverden melk
aan de BMC, de Bandoengse Melk Centrale.
Lembang was echt een toeristenplaatsje. Van
daaruit kon je naar de Tangkoeban Perahoe,
te paard. Ik ben opgegroeid met paarden en
honden, heb echt een heerlijke jeugd gehad.'
Liek Engel: 'Bij mij was het heel anders. Ik was
enig meisje en mijn moeder heeft mij zeer
streng opgevoed. Ik heb ook wel een fijne
jeugd gehad, met een heel lieve moeder, maar
heel beschermd. Batavia mag een wereldse
stad zijn geweest, ik heb er weinig van mee
gekregen. Overdag bij de zusters op school, 's
avonds om zes uur thuis en was ik met vrien
dinnen, dan moest mijn moeder meekijken
met welke meisjes ik omging.
Op een dag reed ik in een betjak met een tan
te en kwam hij eraan lopen', ze wijst naar haar
man. 'Ik zag hem en ik was meteen verliefd,
echt waar. En ik ben nog verliefd op hem, al
meer dan 65 jaar. Stom hè, het is gewoon zo.'
'Het gebeurde tijdens de Japanse bezet
ting, een tijd van narigheid en angst. Je had
honger, want er was niets. Je moest alles
verkopen. Bestek, naaimachine, kleding; om
maar te kunnen eten. Mijn vader zat toen op
Borneo, mijn Zeeuwse opa in Semarang. Wij
trokken in bij een tante. Mijn oma, moeder,
broer en ik, en nog een tante met twee kin
deren. Wij zijn buiten het kamp gebleven, ik
weet ook niet waarom. Mijn vader heeft het
overleefd, maar hij was heel erg ziek. Hij is
vlak na de oorlog overleden. Van opa hebben
wij nooit meer iets vernomen.'
Ook Rien Engel bleef buiten het kamp. 'Ik ben
teruggegaan naar mijn moeder die inmiddels
in Batavia woonde en was hertrouwd. Mijn
stiefvader speelde piano en zat in een bandje
dat werd ingehuurd door de jap. Alleen, ze
hadden geen drummer. Mijn stiefvader zei:
hé Rien, drummen! Aanvankelijk leek dat ner
gens op, maar ik had wel ritmegevoel en op
een gegeven moment kon ik meedoen met
die club. Die jappen gaven soms een rondje
aan de band, maar dan hadden wij met de
bar geregeld dat ze ons water gaven in plaats
van jenever. Van het geld van de jap kochten
zij vervolgens eten voor ons. Als we weg
gingen, lagen de pakjes voor ons klaar. Zo
sprokkelde je wat bij elkaar. Wij verkochten
ook onze spullen en we deden aan tjatoet
[zwarte handel - HK]. Zag je bijvoorbeeld een
fiets, vroeg je de eigenaar hoeveel hij er voor
wilde hebben en dan gingen we een koper
zoeken. Als tussenpersoon pakte je dan een
deel van de verkoopsom. Na de oorlog heb ik
mij gemeld bij de politie en als politieagent
ben ik met haar getrouwd, op 9 september
1946. Zij heeft er toen bij mij aangedrongen
om in het leger te gaan en daar ben ik haar
nu nog dankbaar voor. Want ik heb een goed
pensioen. Met het KNIL, de infanterie, heb
augustus 2011 41
Moesson #2 augustus 2011.indd 41
28-07-11