'Ze hadden ons verteld dat het warm was in
juli, maar hallohoo, het was koud, goh'
het jaar 1950 0
ik deelgenomen aan de politionele acties. In
1949 kregen we de keus. Wil je hier blijven,
kan je overgaan naar het Indonesische leger
of je gaat naar Nederland.'
Liek Engel: 'Ik werkte als stenotypiste bij
Verkeer en Waterstaat, aan de Molenvliet. Ik
wilde niet naar Holland, liever naar Nieuw-
Guinea, want ik was in 1937 eens in Holland
geweest en heb er een slechte ervaring aan
overgehouden. Op een middag ging ik daar
met een vriendinnetje naar haar huis. Zij
kreeg lekkere, warme chocolademelk en ik
moest in de keuken op het matje blijven
staan en kreeg niets. Dat heeft mij zo diep
geraakt, ik was pas een kind van acht of
negen, ik vond dat zo gemeen. Als wij in
Indonesië vriendinnetjes meenemen en we
krijgen stroop, krijgt iedereen stroop, je deelt
toch alles?'
Voor Rien Engel staat echter het besluit vast.
'Ik had besloten dat wij naar Nederland
moesten gaan voor de kinderen. Wat ik daar
voor werk moest gaan doen, dat interes
seerde me niet, al is het sondok trèm. Weet je
wat dat is, Herman? Iemand die de tramrails
schoonhoudt. Vroeger werd dat gedaan.
Natuurlijk in je dromen, in je fantasie en je
verlangen wilde je niet weggaan. Maar de
realiteit was: het is hier gewoon over en
voorbij. In juni 1950 zijn we vertrokken. O, het
afscheid was pijnlijk. Ik heb ooit gezegd', en
nu breekt zijn stem even, 'eens kom ik terug,
ik kom terug, want ja, het verlangen... Mijn
moeder, stiefvader en mijn halfbroertjes en
zusjes bleven daar achter. We zijn inderdaad
teruggeweest, maar alleen op Bali. Dat heeft
te maken met het feit dat een kindje van ons
dood ter wereld is gekomen in Tjimahi. Mijn
vrouw heeft het meisje niet eens gezien, zo
ging dat toen. Ze wil er niet aan herinnerd
worden, vandaar dat ze er niet meer naar
terug wil gaan. We zijn op Bali toch in Indo
nesië geweest. Ach, de mensen daar, altijd
nog even lief.
We kwamen in Nederland aan, met ander
halve koffer. Jammer dat ik die koffer heb
weggedaan, dan kon ik 'm aan je laten zien,
zo'n kartonnen geval met ijzeren hoeken. En
nog een klein koffertje erbij met kleding voor
de kinderen. Dat was alles wat we meena
men. Die reis zijn er 63 baby's geboren aan
boord van de Atlantis. De eerste kwam al
toen de trossen los gingen op Tandjong Priok.
Vlak voordat we aanlegden in Rotterdam
werd de laatste geboren. In de bus werd ons
verteld waar we naar toe gingen. Wester-
bork, nooit van gehoord, waar ligt dat? Wat
een teleurstelling: wat is dit nou voor een
kamp? Toen we er eenmaal zaten, werd ons
pas verteld dat het een jodenkamp was ge
weest. Wat, stoppen ze ons dan daarin?'
Liek Engel: 'Het was een bende, de ruiten
lagen eruit. We moesten er paardendekens
voor hangen. De mannen gingen in de ene
barak, de vrouwen in de andere en tussen
die barakken was er buiten zo'n bak waar we
onze handen konden wassen. We hadden al
leen de katoenen kleren die we in Indonesië
droegen, we moesten alles nog aanschaf
fen. Onze matrassen waren van die zakken
gevuld met stro en onze mannen moesten
die zo trappen dat wij vrouwen er met de
kinderen op konden slapen.'
Kamp Westerbork is in 1939 door de Neder
landers opgezet om joodse vluchtelingen uit
Duitsland op te vangen. Tijdens de oorlog ge
bruiken de nazi's het als doorgangskamp voor
joden op weg naar de vernietigingskampen.
107.000 mensen werden van daar naar het
oosten vervoerd, slechts 5.000 overleefden de
oorlog. Na een groep Indische mensen komen
er begin 1951 Molukkers in het kamp te wonen,
dat inmiddels is omgedoopt in Schattenberg,
naar een nabijgelegen boerderij. Pas twintig
jaar later vertrekken de laatste Molukse gezin
nen uit de barakken.
Rien Engel herinnert zich: 'Ze hadden ons
verteld dat het warm was in juli, maar hal
lohoo, het was koud, goh. Onze zoon is daar
geboren. Hij is nu werktuigbouwkundige. En
waar werd hij gelegd? In de kast! Hij huilde
teveel en men vond dat hij de moeders in
de ziekenboeg niet mocht storen, dus werd
hij in een kast opgesloten. Wat krijgen we
nu toch? Maar ik dacht, mond dicht, je bent
hier in een ander land, kalm aan, want maak
je paniek, weet je niet waar je dan weer
terechtkomt.'
Liek Engel vult aan: 'Eten halen, was in de rij
staan met een rantang. Later kregen we een
eigen kamer voor ons gezin. Toen hebben we
van ons eigen geld twee tweepersoonsbed
den gekocht, één voor de kleintjes en één
voor onszelf. Voor de baby kregen we een
wiegje van het kamp, maar toen we nog
datzelfde jaar gingen verhuizen, moesten we
dat wiegje weer teruggeven. En die eerste
noodwoning in Bedum, o, dat was ook een
troep. De keuken deelden we met een ander
gezin en het toilet was in de tuin. In wezen
was het niet beter dan het kamp. Daar kreeg
je je voedsel en nu kreeg je wel geld, maar je
was helemaal niet thuis in Nederland. En in
Indonesië hadden wij baboes die boodschap
pen deden. Als ik een cijfer moet geven voor
de manier waarop we zijn opgevangen, dan
zeg ik vijf en echt niet hoger. We hebben te
veel gepikt. Onze mentaliteit was anders dan
nu, we zeiden altijd ja en amen.'
Rien Engel knikt: 'Buiten dat, je kunt wel op
spelen, maar dan zou je te horen krijgen: hé,
even dimmen, je bent wel hier in Nederland,
aanpassen, jullie zijn vluchtelingen. Uitein-
augustus 2011 43
Moesson #2 augustus 2011.indd 43
28-07-11 15:12