'Haar eigen Indisch bloed heeft mijn moeder altijd verloochend. Indisch, dat was
ze eigenlijk niet. Nou ja, een beetje. Dat mocht geen naam hebben'
het jaar 2011
van vechtlust', waarin hij vertelt hoe Indische
jongens en Belanda's elkaar bevochten met
fietskettingen, ploertendoders, kleine gum
miknuppels, stiletto's en boksbeugels. Nadat
zijn moeder voor de derde keer zijn broek had
moeten verstellen, mocht hij geen boksbeu
gel meer in zijn achterzak dragen, waarna hij
zich feilloos herinnert: 'In de Zoutmanstraat
kostten ze 1,25 gulden zonder en 1,50 gulden
met punt.'
Twee jaar geleden verschenen ze opeens op
de achterpagina van de NRC. De Indische
inkijkjes. Prachtige miniatuurschetsen over
zijn jeugd. Over zijn ouders, die al vroeg
van elkaar scheidden. Over Indische trucjes.
Over verfijnde manieren, Indische dieren en
Indisch racisme.
Hij was er nooit aan begonnen als hij in
het boek over de Pasar Malam niet ook was
gestuit op een foto van zijn familie, zegt
hij. Aanvankelijk voelde hij er weinig voor
om in de krant over dat Indische verleden
te schrijven. Maar toen hij op de redactie
over zijn vondst vertelde, zei de chef van de
achterpagina: 'Hans, ik weet dat je er niet van
houdt, maar ik wil dat je het toch probeert.'
Twee stukjes schreef hij. 'Bijna contre coeur.'
De chef las ze en zei: 'Hans, dit kan zo abso
luut niet in de krant. Je wil te veel ineens ver
tellen. Doe het nog eens, maar nu gedoceerd.'
En toen hij ze had herschreven: 'Perfect. Dit
wordt een serie.'
Zijn oudste herinneringen zijn van na de Ber-
siaptijd. 'Van na het rampokken.' Zijn vader
was bosarchitect en werd voor de sagowin-
ning naar de binnenlanden gestuurd. 'Uitein
delijk zijn we naar Nieuw-Guinea verhuisd.
Pas later kwam ik erachter dat Nieuw-Guinea
was bedoeld als een soort provincie voor
Indo's.'
Tijdens de oorlog werd zijn vader als dienst
plichtig KNIL-militair naar het jappenkamp
afgevoerd, zijn moeder maakte de oorlog als
buitenkamper mee. 'Na de oorlog beland
den ze in een merkwaardig huwelijk. Mijn
moeder heeft altijd een rare projectie van
negatieve Indische eigenschappen op mijn
vader gericht, terwijl ze hem ook wel kon
waarderen. Ze gaf altijd op hem af, want hij
was een echte Indo. Een stuk donkerder en
onderdanig naar Hollanders, maar tege
lijkertijd was hij ook lang en als hij ergens
kwam, werd er naar hem geluisterd. Haar
eigen Indisch bloed heeft mijn moeder altijd
verloochend. Indisch, dat was ze eigenlijk
niet. Nou ja, een beetje. Dat mocht geen
naam hebben. Omdat ze lichter was dan mijn
vader lag het in de verwachting dat ze met
een Hollander zou trouwen, maar ze trouwde
met hem en dat werd toch als een stap naar
beneden gezien.'
Zelf werd Hans Moll zich pas bewust van
'gevoeligheden rond huidskleur' in de jaren
zeventig, schrijft hij in Indische inkijkjes, met
de plots massale intrede van Surinamers in
het Nederlandse straatbeeld. Is dat echt zo?
Ja, zegt hij. Als er vroeger pinda of poep-
chinees naar hem en zijn Indische vriend
jes werd geroepen, haalden ze daar hun
schouders voor op. Indo's voelden zich niet
gediscrimineerd.
'Ik? Gediscrimineerd?' lacht hij. 'Uitgesloten.'
Zijn vader werd, eenmaal in Nederland, wel
een keer overduidelijk gediscrimineerd. 'Mijn
moeder had een paar complimenten voor
hem: dat hij zo'n verzorgd handschrift had
en dat hij zo mooi Nederlands sprak. Een keer
had hij ergens gesolliciteerd en pas toen hij
op gesprek kwam, zagen ze dat hij een Indo
was. Toen zeiden ze, heel eerlijk, recht in zijn
gezicht: "Moet u eens horen, dit is een vaca
ture voor een leidinggevende positie. Als we
u aannemen zou u Hollandse mensen onder
u krijgen en dat kan natuurlijk niet." Nou, dat
begreep mijn vader wel, want dat was in In-
dië ook zo. Natuurlijk zouden die Hollanders
er gek tegenaan kijken als ineens een bruine
de baas was.'
Na de scheiding van zijn ouders werd zijn
oom Theo zijn toeziend voogd. 'Hij was kolo
nel in het KNIL, een echte houwdegen. Nog
niet zo lang geleden was ik bij een van zijn
dochters thuis en daar zag ik op een foto dat
hij de bloedvingers van het korps Marechaus
see bezat. Dat waren echt de diehards van
het KNIL.'
Zijn oom was de ogen van de buitenwereld.
'Bij hem moest je rechtop staan, netjes zijn,
laten zien dat je goed was opgevoed. Hij
vond het maar niks dat ik werd grootge
bracht door een vrouw alleen. Toen hij zag
dat ik het goed deed op school, gaf hij mijn
moeder het ultieme compliment: ik zou best
de KMA kunnen doen. Mijn moeder ant
woordde toen dat ik daar te intelligent voor
was.' Lachend: 'Dat was dus weer jarenlang
een brouille.'
Toch groeide Hans Moll op als een nette
jongen. Ook toen hij als onhandelbare puber,
een tijdje bij familie van de tweede vrouw
van zijn vader - 'ook een Indische' - in
Haarlem ging wonen. Gewoonweg te goed
opgevoed. Te beleefd om een straatjongen te
zijn. 'Ach, ik heb heus wel eens iemand een
lel gegeven, maar ik vocht niet.' Hij zat op
jiujitsu en judo, deed aan karate, boksen en
kickboksen, maar bezit geen enkele zwarte
band. 'Ik had een hekel aan kata's en exa
mens. Sparren en randori, daar hield ik van.'
Over dat leven in de sportschool schreef hij
25 jaar geleden zijn eerste roman De hoeken
van de ring. Een grimmig boek over een jonge
verslaggever die gefascineerd raakt door het
geweld in afbraakbuurten, waar jongeren
zonder toekomst en mensen met een duister
verleden elkaar voor de voeten lopen. De
hoofdpersoon pendelt tussen twee werel
den, die van de alternatieve kraakscene en
die van de penose. In het begin is hij alleen
nog toeschouwer, maar allengs gaat hij zich
steeds meer betrokken voelen bij zijn om
geving. Uiteindelijk loopt het niet goed met
hem af. 'Ik heb het heel erg vanuit mezelf
geschreven.'
Ook met de hoofdpersoon in het boek
Levison's reis dat hij enkele jaren later
januari 2012 43