Column Senyu Indone Senyu ^psod Marion Bloem Bloem op Bali O het jaar 2011 'Van de grootsheid van zo'n polderlandschap kan ik volschieten. Dat is allemaal handwerk geweest. Die blinde werkdrift. Als dat Holland is, wil ik daar wel bij horen' 'pèpspdl schreef, over een jonge reiziger in een niet nader genoemd land, loopt het slecht af. De jongeman bereidt zich 'gewetensvol' op zijn reis voor, leert de taal, maar eenmaal ter plekke merkt hij dat hij de mensen wel kan verstaan, maar niet altijd begrijpt. Zelf maakte Hans Moll drie keer een lange reis door Zuidoost-Azië. Naar Indonesië, Vietnam. 'Maar dat was geen heimkeer, hoor.' Wel probeerde hij altijd een pencak-, kuntao-, of kung fu-meester te bezoeken. 'Het liefst in een dojo in een achteraf straatje.' Een keer in Yogya schrok hij zich rot. 'Ik kwam mijn losmen uit en hoorde getokkel op een binnenplaatsje. Ik ging kijken en daar zat een vrouw die sprekend op mijn moeder leek. Een verarmde Indische. Ze had duidelijk een lichtere huidskleur en toen realiseerde ik me: wij hadden hier ook kunnen zitten. Wij heb ben de mazzel gehad dat we naar Nederland konden komen. Daar ben ik mijn ouders nog dagelijks dankbaar voor.' Met Indo's heeft hij een merkwaardig soort verwantschap. 'Ik zoek ze niet op, het is meer de herkenning.' Laatst logeerde hij in een hotel. 's Ochtends zag hij in de ontbijtzaal een Indo bij het buffet. Toen er een ouder stel binnenkwam, deed de man een stap terug om de oudjes voor te laten. 'Hollanders staan zo hun plek in te nemen, die zien dat niet eens, terwijl het voor hem een natuurlijk gebaar was. Daar herken ik onze opvoeding in: volgens mij geven Indische mensen mak kelijk ruimte aan anderen.' Het slaat nergens op, zegt hij, maar hij merkt het direct als iets donkerder mensen net iets geïsoleerd staan. Dan zoekt hij contact met de ogen. 'Oogcontact zit meer in het Indische dan in het Hollandse, elkaar even aankijken, even bewegen met je wenkbrauwen.' Met zijn vrouw maakt hij daar wel eens grapjes over. Dan zegt ze: 'Kijk, is dat niet your tribe?' 'Ik voel me geen Indo', zegt hij unverfroren. Eerder schreef hij in de krant: 'Ik voel me Hol lander. Althans ik streef ernaar Hollander te zijn, niet Nederlander, Hollander.' Meent hij dat echt? Ja, zegt Hans Moll. 'Laatst zat ik in een taxi die door de polder reed, over van die kleine weggetjes en dijkjes. Van de grootsheid van zo'n polderlandschap kan ik volschieten. Dat is allemaal handwerk ge weest. Die blinde werkdrift. Als dat Holland is, wil ik daar wel bij horen. Door riemen en ruiten gaan. Ook voor wat je vindt en wat je denkt. Een soort nuchtere eerlijkheid, ook al stoot je daarmee anderen voor het hoofd.' Hoe confronterend die eerlijkheid kan zijn, is te lezen in het non-fictie boek Chantal, dat hij ruim tien jaar geleden schreef. Daarin vertelt hij over het plotselinge verlies van zijn vriendin, met wie hij bijna twintig jaar samen was en die overleed aan een her sentumor. Zonder enige terughoudendheid beschrijft hij haar ziekbed, zonder daarbij iemand te sparen, zichzelf incluis. 'Als iemand mij vroeg hoe het met me ging, zei ik: Ik zie steeds maar weer dezelfde film.' Een bevriende collega raadde hem aan alles op te schrijven. 'Vind je het goed dat we hiervan iets publiceren?' vroeg de collega toen hij het had gelezen. Na de dood van Chantal trouwde hij met Marike, die vijftien jaar jonger is dan hij. 'Zij werkte als bureauredacteur bij het Algemeen Dagblad en heeft ook het manuscript van Chantal geredigeerd. Dat deed ze niet voor mij, maar voor Chantal.' Inmiddels hebben ze twee dochters, Mijntje (10) en Maike (8) en leidt hij een totaal ander leven dan hij voor mogelijk had gehouden. Hij vond zich te oud om nog vader te kunnen zijn. 'Marike dacht daar anders over. Toen we begonnen erover praten, bleek ik geen steek houdende argumenten te hebben.' Met een aantal Indische vriendjes van vroe ger heeft hij nog altijd contact. Op eentje na zijn ze allemaal buiten de Indische groep getrouwd. Dat geeft wel aan hoe goed ze zijn geassimileerd, want de mate waarin buiten de culturele groep wordt getrouwd geeft de mate van assimilatie aan. 'Ik geloof meer in assimilatie dan in integratie. Assimilatie heeft nu een negatieve klank gekregen, omdat je mensen dan een identiteit oplegt. Maar wat is identiteit? Identiteit is een keuze.' Gelooft hij dat echt? Ja, zegt Hans Moll. 'Ik ben toch ook geassimileerd?' Al in de jaren zestig wees zijn familie naar hem en zeiden ze: Ach, al geassimileerd dese. Als student las hij ooit een sociografisch onderzoek over een dorpje op de Balkan. 'Ser viërs, Kroaten en Bosniërs, waar ik toen nog nooit van had gehoord, woonden er naast elkaar, maar ze trouwden onderling, zodat ze volledig buiten elkaars groep bleven. In dat onderzoek werd dat toen al als zorgelijk gezien.' Die ontwikkeling is nu weer gaande. Ditmaal met andere groepen. Als krant moet je daarvoor de ogen niet sluiten, vindt hij. 'Als je als journalist wetenschap hebt van iets moet je daarover berichten.' Daarom heeft hij dat boek over de NRC ook geschreven. Verbitterd is hij niet, zegt hij - 'ben je gek' - maar het bevreemdt hem wel dat de discussie maar niet wil loskomen. Toch leest hij nog altijd zijn oude krant. Uiteraard. Als oud-redacteur kan hij de NRC voor een tientje krijgen, lacht hij. 'Ik zei toch dat ik een Hollander ben.' 44 Moesson Omdat mijn man, zoontje en ik in 1977 zes maanden lang door het land van mijn ouders rondtrekken, behoren we tegen wil en dank tot de trekkers die het land doorkruisen per bus en trein en die door Indonesiërs als hippies worden beschouwd. Op Java logeren we soms bij familieleden, maar meestal overnachten we in de goedkoopste lo gementen, omdat mijn familie bijna altijd straatarm en klein behuisd is. Vaak is het met betrekking tot de primaire behoeften flink afzien. De Indische rijsttafel is onvindbaar en het sanitair is even slikken. De sobere washokken van de logementen waar we op Java over nachten zijn opgebouwd uit gedek, wanden van gevlochten bamboe. In elk hok staat een mandibak, een betonnen bak gevuld met koud water. Soms hangt er voor Westerse reizigers boven de mandibak de waarschuwing dat je er niet in mag stappen en dat het verboden is de zeep erin te laten vallen. Op de rand van de mandibak ligt een fel gekleurde plastic kom met een steel eraan. Een soort plastic steelpan. Uit die grote mandibak moet je daarmee water scheppen om jezelf ermee schoon te spoelen. Boven de mandibak zwermen muggen. Tjitjaks, ofwel Indonesische hagedissen die vliegensvlug over de wand heen schuiven en op baby krokodilletjes lijken, voelen zich bij al dat water erg thuis. Ik kan horen hoe anderen aan de andere kant van het gedek zichzelf |n mei 2012 verschijnt Marion fcloe^s 'Het Bali van Bloem' een literate refers. over Bali met foto's van Ivan Wolffers Aie hij lijmens h«n bezoeken aan Bali de afgelopen 35 Jaar ge^kt heeft. Marion Bloem sclhrijfH- in een reeks van columns, met hier de eerste, waarom ze een boek over Bali wilde maken. inzepen. En reizigers die op hun stoeltje voor hun kamer zitten, kun nen tellen hoe vaak ik de plastic kom met koud water over me heen heb gegooid. Mijn vierjarige zoon heeft veel plezier in het mandiën, en ik ontwik kel een zekere routine in het wassen van kleding bij de kali of bij een waterput, net als de vrouwen van de kampong. Aan de altijd smerige hurktoiletten ben ik eveneens gewend geraakt. Als ik de wc moet delen met vreemden hang ik er toch liever boven. Op Java probeer ik 's avonds bij het schaarse licht van een olielamp te schrijven aan mijn eerste roman, nadat ik de warme dag besteed heb aan het vinden van familie met behulp van overvolle opelets en snelle betjakkers. De verhalen van mijn ooms zijn inspirerend, maar ik ben na het avondeten te moe om alles wat ik gehoord heb een plek in mijn dagboek te geven. De slaap kan ik dan echter weer niet goed vatten omdat hun verhalen in mij blijven spoken. Ik erger me op de lange duur niet meer aan de luidruchtige gebeden die via de luidsprekers van naburige moskeeën me elke nacht op nieuw uit mijn diepste slaap halen, waarna ik zweterig en vermoeid blijf woelen totdat de hanen kraaien. De steden die we bezoeken liggen buiten het toeristisch circuit. Vaak zijn wij het enige Westerse gezin in de goedkope logementen waar Indonesiërs om beroepsma tige redenen verblijven. Privacy is op Java een luxe geworden die ik niet meer ken. Java is werk, en familiebezoek is verplichte kost, want ik moet namens mijn ouders langs de vele ooms en tantes, nichten en neven om er geld en cadeaus te brengen. Na een vermoeiende rondreis op Java arriveer ik na drie maanden voor het eerst op Bali. Bali is thuiskomen^ januari 2012 45

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2012 | | pagina 23