'Ik weet ook niet of ze ooit terug zijn geweest. Ik weet eigenlijk
niet zoveel en mijn vader weet ook weinig. Dat vind ik wel jammer.
Ze hadden wel fotoboeken, ik heb van die sepiakleurige foto's van
hun huis gezien. Waar dat huis vroeger stond, is nu een rotonde,
heb ik gehoord'
interview O
lemaal hebben meegemaakt. Ik luisterde graag naar
hun verhalen.'
De Toneelacademie in Maastricht waar ze vervolgens
werd aangenomen, was haar op het lijf geschreven.
Het was de veilige omgeving waar ze zich direct thuis
voelde en waar ze zich kon ontplooien. 'Omdat je vier
jaar met een kleine groep werkt, ken je je klasgenoten
door en door en ben je ook veel opener naar anderen.
Iedereen daar is heel expressief. Ik heb daar voor het
eerst ruzie gemaakt. Dat kon ik daarvoor nooit.'
Geborgenheid, je op je gemak voelen, waardoor je
jezelf kunt zijn, dat is voor haar van wezenlijk belang.
Het is het gevoel dat ze vroeger ook had als ze bij haar
familie was. 'We gingen elke zondag naar opa en oma.
Mijn vader heeft zeven broers en een zus, dus ze waren
thuis met negen kinderen. Iedere zondagmiddag
kwam de hele familie bij elkaar bij opa en oma, met
alle neefjes en nichtjes en alle ooms en tantes. Het
huis zat dan helemaal vol. Dat was supergezellig. De
ooms gingen dan kaarten en met de neefjes en nicht
jes gingen we kletsen. Oma stond altijd in de keuken.
Dan aten we soep met rijst. Of soto. Met gebakken
uitjes en van die kleine gebakken frietjes. Niemand
kon die zo goed maken als mijn oma. "Adoeh," zei ze
altijd en ook: "Doe maar snoepen, pak maar, pak maar."
Ze maakte spekkoek of pisang goreng en maïskoek-
jes. Als ik daar bleef slapen, stond ze al om zeven uur
's ochtends in de keuken kroepoek te bakken. Als ze
spekkoek maakte, ging ik kijken hoe ze dat deed. Dat is
supermoeilijk, joh.'
Haar opa en oma en drie van haar ooms zijn in Indië
geboren; een oom onderweg op de boot en de jongere
kinderen, onder wie haar vader, in Nederland. Veel over
Indië spraken haar opa en oma niet.
'Ik weet ook niet of ze ooit terug zijn geweest. Ik weet
eigenlijk niet zoveel en mijn vader weet ook weinig.
Dat vind ik wel jammer. Ze hadden wel fotoboeken, ik
heb van die sepiakleurige foto's van hun huis gezien.
Waar dat huis vroeger stond, is nu een rotonde, heb ik
gehoord.'
Haar opa was 75 toen hij overleed. Jamie was toen
veertien. 'Vroeger vertelde hij heel weinig, maar
later werd hij naar mijn aangetrouwde tantes steeds
opener. Hij was zelfs begonnen een boek over Indië te
schrijven, hij had nog maar twee pagina's af toen hij
overleed. Ik heb ze nog steeds niet gelezen, want een
van mijn ooms heeft ze nog. Ik noemde hem altijd opa
Willy en bij zijn overlijden ben ik erachter gekomen
dat hij George William Grant heette. Een supermooie
naam.'
Haar oom heeft het uitgezocht en die naam bleek
uit Schotland te komen. 'We hebben ook een Schotse
clan, met een Schotse ruit, ik geloof groen en oranje.
En een Schots wapen. Ja, dat is er allemaal. De eerste
Grants waren Fransen en heetten toen nog Grand. Die
gingen naar Schotland om te vechten en zijn daar toen
gebleven.'
'Mijn opa had in Indië een witte tijger. Toen de oorlog
uitbrak is hij in het leger gegaan. Van de ene oom hoor
de ik dat hij in de oorlog met een paar mensen is ont
snapt en door de bergen en het woud heeft gezworven
en dat hij dat als een van de weinigen heeft overleefd,
maar een andere oom zegt dat die verhalen niet waar
zijn. Niemand weet precies hoe het is gegaan. Dat vind
ik heel jammer. En oma heeft in het jappenkamp geze
ten, maar die zei dan dat ze de baas was over de Jap en
dat ze haar niets deden. Dat was wat het enige wat ze
erover vertelde en dan stopte het gesprek heel snel.
Ze heette Rika. Ik weet dat ze heel veel bediendes had
den, dat vertelde ze wel altijd. Daar was ze heel trots
op. Dus het was wel heel erg wennen voor haar toen
ze naar Nederland kwam. Ze durfde ook niet het huis
uit te gaan. Opa deed de boodschappen en als oma de
deur uitging, was dat altijd met opa, maar niet alleen.
Dat durfde ze niet. Toen opa overleed, sloot ze zich op
in het huis. Omdat er veel ooms waren, kwam er elke
avond eentje oppassen.'
Sinds haar oma ook is overleden, komt de familie niet
meer iedere zondag bij elkaar. 'Eerst kwamen we bij
een van de ooms en tantes, maar dat is nu ook een
paar jaar gestopt. Maar als ik kan ga ik nog wel naar
14 Moesson
verjaardagen van ooms en tantes en neefjes en nicht
jes. Dat is altijd heel gezellig.'
Van alle familieleden is ze de enige die niet in Brabant
woont. En op eentje na wonen ze allemaal in Tilburg.
Haar ooms en tantes en neefjes en nichtjes gaan vaak
naar soulparty's in Brabant. 'Daar komen veel Indische
mensen en dan ontmoeten ze weer mensen van
vroeger.'
Bedoelt ze niet kumpulans? 'Kumpulans? Wat zijn dat?'
zegt ze. 'Indorock? Ken ik niet. Is dat iets anders dan
soul?'
Nederlanders zien het nooit dat ze Indisch is, maar In
dische mensen zien het altijd. 'Zelf vind ik dus ook heel
lastig om te zeggen wat ik ben. Indisch, Indonesisch,
daar vergis ik me altijd in. O, ik ben gemengd? Dus
Indisch? En dat is hetzelfde als een Indo?'
Hoe dan ook, ze kan wel Indisch koken. 'Mijn vader
wilde alleen maar Indisch eten, hij lustte geen aardap
pelen, dus mijn moeder kookte altijd Indisch. Mijn
moeder is niet Indisch, maar dat heeft ze voor mijn
vader geleerd en ik heb het weer van haar geleerd.
Hete kip, orak arik en babi ketjap. Dat kon ik een tijdje
niet meer zien, ik had zoveel vlees met ketjap gegeten,
dat ik dacht: nu even niet meer.'
Ze is nog niet naar Indonesië geweest, zoals veel
van haar Indische nichtjes en neefjes, maar dat gaat
ongetwijfeld nog een keer komen. Op school kreeg ze
les van de theatermaker Jos van Kan, die veel in het
buitenland werkt. Ze hebben met elkaar afgesproken
om ooit een voorstelling in Indonesië te maken. 'Ik
hoop dat het ook echt een keer gebeurt, want dat lijkt
me supertof.' Om zich te verdiepen las ze alvast het
boek De njai van Reggie Baay. Het verhaal over de ont
staansgeschiedenis van de Indo's, die geboren werden
uit verbintenissen tussen Europese mannen en hun
Aziatische concubines, maakte diepe indruk. Al riep het
boek bij het lezen wel vragen op. 'Is dat echt zo? Had
den die mannen altijd een njai, een njai was toch de
huishoudster? Kan het niet een gewone Indonesische
vrouw zijn geweest?'
Afgelopen zomer was ze voor het eerst op de Tong
Tong Fair in Den Haag. Ze was gevraagd om daar iets
voor te lezen uit het werk van Maria Dermout. Ze was
verrast hoe enorm groot het was. Vroeger ging ze altijd
wel naar de pasar malam in Tilburg, maar dat er elk
jaar zo'n gigantische pasar malam in Den Haag wordt
gehouden, wist ze niet. Na haar optreden heeft ze er
nog een hele tijd rondgelopen. Heerlijk struinen langs
alle kraampjes en de eettentjes. Toen ze naar huis ging
roken haar kleren naar bakolie en allerlei etensluchtjes.
Jamie Grant lacht als haar wordt gevraagd of ze dat
niet vies vond. 'Welnee, hoe kom je daar nou bij. Dat is
toch juist lekker? Het deed me denken aan de zondag
middag bij opa en oma thuis.'
januari 2012 15