het jaar 1870 O Iedere maand portretteert Moesson iemand over een beslissend jaar in zijn leven. In 1870 vertrekt de administrateur van een van de grootste investeringsmaatschappijen in Indië met de noorderzon naar Nederland. Grote paniek bij de aandeelhouders! Al snel blijkt dat het bedrijf op omvallen staat. De hoofdverantwoordelijke zit, nadat hij zichzelf eerst een fikse vertrekpremie had gegeven, intussen veilig en wel in Nederland. Herbert Adam vertelt over zijn voorvader, Vincent Jacob van Dolder. Het jaar 1870 Graai- en bonuscultuur in tempo doeloe Door Herbert Adam illustratie Remona Poortman Op 1 mei 1876 stierf op landgoed De Beele in het Gelderse Voorst Vincent Jacob van Dolder. Hij was 61 jaar oud geworden. Kort voor zijn overlijden was hij tot tweemaal toe veroordeeld wegens een 'onterechte kasop name' (lees: diefstal) in Semarang van zijn werkgever, de Oost-Indische Maatschappij van Administratie en Lijfrente. En, misschien wel erger, de Groote Sociëteit in Zutphen had hem 'gedeballoteerd', het lidmaatschap ontnomen. Wie was die Vincent Jacob van Dolder, die blijkbaar zoveel vijanden had? Van Dolder werd in 1815 geboren en verhuis de kort na zijn geboorte naar Wageningen, waar zijn vader dominee werd. Als jongen bleek hij al een goed verstand te hebben. Op de Latijnse school, het toenmalige gymna sium, viel hij nogal eens in de prijzen. Hij ging medicijnen studeren in Utrecht, maar brak zijn studie voortijdig af. In 1839 trouwde hij met Charlotte Albertina Stulen en werd hij eigenaar van een steen fabriek in Wageningen. Mogelijk houdt het huwelijk verband met de steenfabriek, want welke gesjeesde student kan zich op zijn 24ste een dergelijke aankoop veroorloven? Van Dolder liet vervolgens de klei in de om geving dusdanig voortvarend afgraven, dat de zomerdijk verlegd moest worden en een deel van de uiterwaard aan de rivier verloren ging. De ambitie van Van Dolder bracht zelfs de gehele Benedenpolder van Wageningen in gevaar, blijkt uit een verontrust rapport aan de provincie Gelderland. Toen de steenfabriek na enkele jaren niet meer genoeg rendeerde, verkocht hij haar en vertrok hij naar België. In België was hij een technische vernieuwing in de suikerfabricage op het spoor gekomen, de zogenaamde cóne de Limbecq, een toestel om ruwe suiker te raffineren. Met zijn scherpe oog voor zaken zag hij direct de waarde van het werktuig in en wist hij - zelf ook geraffineerd - met geld van een machinefabriek in Amsterdam, De Atlas, het verkooprecht voor Nederland en de koloniën te verwerven. Van Dolders ambitie was grenzeloos. Zijn halfzus Berthe was getrouwd met Dirk Hoola van Nooten, rechter in Paramaribo. Dankzij bemiddeling van zijn zwager wist Van Dolder op twee plantages in Brits-Guyana en Surina me de cóne de Limbecq te installeren en met succes te testen. Dat was in 1847 en 1848. Terug in Nederland toonde hij aan een fijne neus voor publiciteit te hebben: hij stuurde artikelen naar de grote kranten en zorgde voor een tentoonstelling. Daarbij speelde hij handig uit dat één van de plantages bezit was van de directeur van de Nederlandsche Handel Maatschappij. februari 2012 21 Moesson #8 februari 2012.indd 21 26-01-12 15:00

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2012 | | pagina 21