het jaar 1870
Twee jaar later - na
de opheffing van het
Cultuurstelsel, toen
Indië voor het vrije
ondernemerschap open
werd gesteld - profiteerde
hij van de hausse en
verkocht de fabriek met
een winst van maar liefst
725.000 gulden (nu 7
miljoen euro)
te bestieren, want in datzelfde jaar werd hun
eerste kind geboren. Formeel was Van Dolder
nog altijd getrouwd met zijn eerste vrouw en
zou hij pas in 1860 scheiden. Een jaar na zijn
scheiding werd zijn tweede kind geboren,
Jacques Redlod Goodwill. Een Indischer
naam bestaat haast niet: de achternaam
van zijn moeder (die van oorsprong eigen
lijk Cruickshank heette) en met als tweede
voornaam de omgekeerde achternaam van
zijn vader: Redlod (in plaats van Dolder). Van
Dolder trouwde pas in 1868 met Helena na
de geboorte van hun derde zoon. In 1870
werd hun vierde kind geboren, een dochter.
Ten slotte had Helena een zoon uit een eer
dere relatie, die volwaardig lid van het gezin
moet zijn geweest, want ook hij ontving een
opvoeding en opleiding.
In 1861 nam Van Dolder de leiding van het
kantoor in Semarang van de Oost-Indische
Maatschappij op zich. Gouverneur-generaal
Sloet van de Beele benoemde hem tot lid van
de Kamer van Koophandel en de Handelsver
eniging in Semarang zag hem graag komen.
Met zijn geliefde en hun kinderen woonde
hij in de belangrijkste straat van Semarang,
Bodjong, waar ook de woning van de resi
dent lag.
In opdracht van de Handelsvereniging deed
Van Dolder met H.F. Morbotter onderzoek
naar de exploitatie van suikerfabriek Poer-
wodadie. Hun rapport maakte in zakelijke
en ambtelijke kringen in Indië en Nederland
grote indruk en was mede de aanleiding tot
de afschaffing van het Cultuurstelsel in 1870.
Maar daarvoor was Van Dolder nog actief in
het actiecomité van de Handelsvereniging
die een haven in Semarang wilde aanleg
gen. Het comité ging naar Batavia en werd
door de gouverneur-generaal in audiëntie
ontvangen. Vrijwel de volledige Indische en
Nederlandse pers berichtte daarover. Vincent
Jacob van Dolder was een zeer succesvol en
alom gerespecteerd zakenman geworden.
Maar in april 1870 vertrok de administrateur
van de Oost-Indische Maatschappij in Bata
via zomaar ineens van het toneel. Onaan
gekondigd en zonder verklaring keerde hij
terug naar Holland. Daar schrok men van...
Niet lang daarna kwamen er telegrammen
dat betalingen door het bedrijf gestaakt
waren. In Holland en in Indië begonnen
obligatie-, lijfrente- en wisselhouders zich te
roeren. De kranten in beide landen bericht
ten voortdurend en uitvoerig over de val van
de investeringsreus. Een faillissement werd
ternauwernood afgewend, omdat de Hoge
Raad surseance van betaling verleende en
de schuldeisers dwong een regeling te tref
fen. Gaandeweg werd meer bekend over de
bedrijfsvoering. Directeuren en administra
teuren bleken zich exorbitante salarissen te
hebben toegekend (hoger dan de Balkenende
norm). De directie in Amsterdam bleek geen
enkel inzicht te hebben in het financiële rei
len en zeilen in Indië en de balans was nogal
geflatteerd: bezittingen stonden er voor veel
te hoge bedragen op vermeld.
Vincent Jacob van Dolder vroeg ontslag per
1 januari 1871. Misschien dacht hij de dans te
ontspringen, hij was tenslotte al lange tijd
uit Batavia weg. Zijn eigen belang had hij
in de tussentijd uiteraard niet uit het oog
verloren. In 1869, een jaar voor de crash, had
hij geheel voor eigen rekening suikerfabriek
Wonopringgo gepacht, om die vervolgens
in 1871 na zijn vertrek bij de Maatschappij te
kopen. Twee jaar later - na de opheffing van
het Cultuurstelsel, toen Indië voor het vrije
ondernemerschap open werd gesteld -
profiteerde hij van de hausse en verkocht
de fabriek met een winst van maar liefst
725.000 gulden (nu 7 miljoen euro). Zijn
vrouw en de twee jongste kinderen reisden
hem in 1873 achterna naar Holland. Hij was
binnen.
Na een kort verblijf in Arnhem nam hij zijn
intrek in het adellijke landhuis De Beele
in Voorst, met 14 kamers, keukens, kelders,
bijgebouwen en veel grond. Daar kon hij als
vermogend koloniaal rentenier een grote
staat voeren. Pikant detail: hij huurde het
landgoed van baron Sloet van de Beele, de
gouverneur-generaal met wie hij in Indië zo
goed door één deur kon. In zijn levensstijl
van grand seigneur paste ook het lidmaat
schap van de Groote Sociëteit in Zutphen,
waar hij zijn standgenoten ontmoette. Het is
begrijpelijk dat niet iedereen even gelukkig
was met de val van de Maatschappij en dat
menigeen zijn riante levensstijl knarsetan
dend gadesloeg. Een van hen was de expedi
teur H. Kruseman in Zutphen, die als lid van
de sociëteit met succes op zijn deballotage
aandrong. Vervolgens bleek ook nog eens dat
hij zichzelf uit de kas van zijn werkgever in
Semarang een 'vertrekpremie' had gegeven.
Niet lang daarna overleed hij en zijn we
duwe, zijn geliefde Helena, ging in Zutphen
en later in Amsterdam wonen. In 1890 werd
ze daar 'in kennelijke staat van onvermogen'
verklaard. Ze was het hele vermogen van
haar man kwijtgeraakt.
www.deindischeadams.nl
februari 2012 23
Moesson #8 februari 2012.indd 23
26-01-12 15:00