Poirrié's Perikelen
Over huiselijk geweld
Column
Geen groter tegenpolen dan tante Lucie en oom Dick. Zij was een
ingetogen Indisch meisje van 1,50 meter en 40 kilo met kleren aan en
oom Dick een Hollandse bon-vivant van 2 meter en 140 kilo schoon
aan de haak.
Ma vergeleek hen weleens met de pientere kantjil en de naïeve gad-
jah uit de oude Indische verhaaltjes. Die hadden ook altijd mot, maar
konden niet buiten elkaar. Mijn zus Gon en ik genoten ook immer
met volle teugen als ma iets vertelde over die twee. Tante Lucie was
dan wel een ukkepukje, maar ze had ook haar op de tanden en kon
flink van zich afbijten, beweerde ma. Was werkelijk frappant, zoals die
tjabé rawit haar reusachtige echtgenoot alle hoeken van de kamer
kon laten zien als hij weer wat had uitgevreten. Maar ze aanbad hem
ook als was hij de gouverneur-generaal himself. Je moest ook geen
kwaad woord over hem zeggen, want dan explodeerde ze en was je
nog niet jarig.
Het onafscheidelijke koppel heb ik voor het laatst gezien toen we
nog in Meester Cornelis woonden, ik was nog maar een jaar of tien.
Door ons vertrek naar Atjeh en onze latere omzwervingen verloren
we hen uit het oog. Het was eerst na de oorlog dat ma, die inmiddels
met pa en Gon in Palembang was herenigd, me schreef dat oom Dick
de internering niet had overleefd en tante Lucie in Batavia woonde.
Volkomen berooid. En of ik haar bij gelegenheid wilde opzoeken. Wat
lukte toen ik twee weken verlof kreeg om de ouwelui in Palembang te
bezoeken en bij de vrij lange tussenstop Batavia in kon.
Tante Lucie verbleef in de met kunst en vliegwerk tot zitslaap-
kamer gepromoveerde garage van een nogal vervallen woonhuis.
In Gondangdia-Ketjil als ik me goed herinner. Ze herkende me niet
direct. Pas toen ik me voorstelde klaarde haar gezicht op en was het:
'Oh ja, Japie. Al zo groot, en net zo flink als jouw vader.' Tante Lucie
was namelijk zeer military-minded en had grote bewondering voor
pa, als onderluitenant. Ze had het ook erg verdrietig gevonden dat
haar echtgenoot, die graag bij de cavalerie was gegaan maar om
meer redenen een groot paardenliefhebber was, te zwaar was bevon
den en daarom de farmacie had omarmd. Met succes overigens, want
voor de oorlog waren ze 'in goeden doen'.
In de korte tijd dat ik er was, vroeg tante Lucie me het hemd van het
lijf en wilde vooral weten hoe het met ma ging, want die mocht ze
het meest van de hele familie. Ze bleef maar vragen. Tot ze opeens
opstond en me zachtjes meetrok naar een donkerrood gordijn dat
de krappe 'huiskamer' van het nog krappere slaapgedeelte scheidde.
'Kijk dan Japie, oom Dick', zei ze en trok bijna plechtig het gordijn
open. Kreeg ik de rillingen van, want ik wist dat de goeie man dood
was. Maar gelukkig ging het om een grote portretfoto van hem
boven een als bed opgemaakte divan. Hij stond er geweldig op: trotse
blik, hooggeheven kin en zwierig over de buik gedrapeerde horloge
ketting.
Is niet om te roddelen, maar die foto moet gemaakt zijn voordat oom
Dick horloge én ketting naar de lommerd moest brengen omdat hij
weer eens verkeerd had gegokt op de paardenrennen en tante Lucie
hem alle hoeken van de kamer liet zien. Huiselijk geweld is niet alleen
van hier en nu.
Jack Poirrié groeide op in Batoeradja en woont
sinds 1951 in Nederland. Elke maand schrijft Jack
Poirrié in Moesson over zijn perikelen.
april 2012 27