de nieuwe roman van Reggie Baay O voorpublicatie Gebleekte ziel Ik had het eerlijk gezegd niet voor mogelijk gehouden. Hoewel ik moet bekennen dat de gedachte eraan mij wel eens had overvallen. Maar de werkelijkheid bracht mij altijd snel weer terug bij het 'burgermansfatsoen'... Tot die ene dag. De dag waarop Hermine samen met kleine Nettie naar Pangandaran was vertrokken en ik op die donderdagmid dag mijn wekelijkse Franse les aan Mina gaf. Opeens leek alles anders dan anders, en nog steeds weet ik niet goed waarom. Het was alsof er een ander in mij was gevaren, alsof ik Mina opeens met andere ogen zag. Zo dicht naast haar, terwijl zij gebogen zat over haar schrift, rook ik de geur van haar haar, zag ik haar slanke, blanke handen gevoelvol pen en papier beroeren en voelde ik mij opeens volkomen weerloos. Maar ook zij was opeens anders. Zij leek heel goed te voelen wat mij beroerde en zij speelde met mij. Ze lachte voortdurend en zette telkens grote, gevoel volle ogen op als ze naar me keek. En hoewel ik het doorzag, genoot ik er intens van en spoorde het mijn lust alleen maar aan. Toen stelde zij zelf voor om na afloop van de les even in de tuin te wandelen. De air mata doejoeng*, schoot het door mij heen, zou die.? Even besloop mij de gedachte te stoppen wat zich nu opeens in gang had gezet. Maar dat was een vluchtige, hopeloze en roemloze gedachte, die ik even snel opzij zette als zij zich had aangediend. Even later liep ik naast haar en hoorde ik het zachte, lieflijke ruisen van haar japon. En toen ik heimelijk naar haar keek, wandelend in de vallende avondschemer, en een koperen gloed haar bescheen, voelde ik iets waarvan ik dacht dat ik het vergeten was. Iets dat mij terugvoerde naar jaren geleden. Het was alsof ik opeens een ander voor me zag. Het jonge, meisjesachtige was verdwenen en had plaatsgemaakt voor een bepaalde volheid in gezicht en figuur die haar opeens heel anders. mooier maakte. Nu de roodfluwelen stralen van de avondzon haar beschenen en een betoverende sluier over haar huid en haar legden, maakte een lust zich van mij meester die ik nauwelijks beteugelen kon. Ik vermoedde dat zij zich er terdege van be wust was en dat het haar niet tegenstond. Ze deed nu tegen mij wat zij anders nooit deed: plagerig koket. Jawel, zij liet zich tomeloos begeren. En ik liet mij gaan, in dit amoureuze spel met een vijftien jaar jongere, blanke vrouw. De dochter van degene met wie ik samenleefde, nota bene. Diezelfde week al was ik niet meer in staat de tomeloze wellust die ik voelde te beteugelen. Maar als zij weerstand had geboden, als zij had geappelleerd aan het gezonde verstand of simpelweg mij tot de orde had geroepen, dan weet ik zeker dat ik had geluisterd. Dan weet ik zeker dat ik mijn zelfbeheersing had hervonden. Maar dat gebeurde niet. Ze bood geen weerstand. Integendeel, want toen ik die bewuste nacht op mijn tenen lopend haar kamer binnen kwam, leek het wel alsof zij mij verwachtte, alsof ze zich afvroeg waarom het zo lang had geduurd. Met een sierlijke beweging sloeg zij de klamboe opzij en liet mij toe. Zwijgend en gewillig. Toen Hermine na twee weken met kleine Nettie terugkeerde hadden de bestanddelen van ons leven een andere ordening gekregen. Het moet haar direct zijn opgevallen. Ik kon haar niet meer begroeten met de onbe vangenheid waarmee ik haar gewoonlijk begroette. En Mina? Tja, zij was nog zo jong, ze wist zich eigenlijk met de situatie geen raad. Schuchter ontweek zij de vragende en onderzoekende blik van Hermine. En de laatste, die aanvoelde dat wat zich nu had voltrokken wel eens onherroepelijk zou kun nen zijn, schikte zich uiteindelijk angstig en gedwee in haar lot en hulde zich in lijdzaam zwijgen. Zo verbleven wij enkele weken in een onna tuurlijke, geladen stilte. Het greep Hermine zichtbaar aan. Zij zag er steeds angstiger en bleker uit en het kostte haar steeds meer moeite zich een houding te geven. Daarnaast begonnen mijn nu onvervulde gevoelens van begeerte voor Mina mij ongewoon hevig parten te spelen. Het kon zo niet langer. Die dag trof ik Hermine met een borduur werkje op de galerij. Medelijden overviel mij. Het sterkte mij in mijn voornemen: ik zou haar helderheid geven en haar, hoe hard ook, uit haar wurgende onzekerheid bevrijden. Schichtig keek zij mij aan toen zij mij opmerkte. Direct ook zag ik de angst in haar ogen. Ik nam plaats op de stoel naast haar, zodat onze blikken elkaar niet hoefden te kruisen. 'Soms', begon ik, met meer weifeling in mijn stem dan mij lief was, 'gebeuren er dingen die, hoe graag je er ook weerstand aan had willen bieden, onvermijdelijk zijn.' Ik kuchte, *Air mata doejoeng: Tranen van de zeekoe. Een vloeistof die de persoonlijke aantrekkingskracht zou vergroten. 30 Moesson Moesson #11 mei 2012.indd 30 26-04-12 17:35

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2012 | | pagina 30