ilh Jessy Beer is geboren in Tjepoe (1929), een klein plaatsje in Midden- Java. Tot de Japanse inval heeft ze daar met haar gezin gewoond. Haar vader werd door de Japanners op transport gesteld naar Thailand en is nooit meer teruggekomen. Jessy woonde toen met haar moeder, broers en zuster in Madioen. Vanuit deze plek zijn ze door de Indonesiërs in een beschermingskamp geplaatst in Djosenan tijdens de Bersiap, tot dat het Rode Kruis hen naar Batavia bracht. Batavia was meer een tus senstop, want niet veel later zijn ze in Bandoeng gaan wonen. In de jaren '50 vertrokken ze naar Nederland. In Nederland kreeg Jessy uiteindelijk een administratieve baan bij het bedrijf Overtoom in Den Dolder, waar ze nu nog steeds woont. Jessy woonde tegenover de oude Pelita- flat in Den Dolder. In de weekenden ging ze regelmatig mee 'met de oud jes op stap' en werden er kumpulans gehouden. 'Tijdens deze kumpulans ging het gesprek altijd maar over één ding: eten', lacht ze. Jessy noemt zichzelf een echte 'Tante Bewaar', en laat vervolgens haar werkkamer zien waarin stapels kartonnen dozen staan, met daarop jaartallen geschreven. 'Ik heb alle Tong Tongs en Moessons bewaard.' zegt ze trots. Ze denkt er zelfs over om de Moessons te laten inbinden: 'er staat zoveel geschiedenis in'. Ze koestert haar Moessons; aan het uitlenen van de bladen doet Jessy niet. 'Vaak krijg je ze dan vies terug'. Alleen aan Wout, haar Indische onderbuurman met veel belangstel ling voor de Indische wereld, geeft ze haar Moessons elke maand door. Jessy Beer vindt het fijn dat ze door het lezen van Moesson in contact blijft staan met de Indische wereld, maar ook spreekt ze over een bepaald gevoel. 'Ik kan het niet goed uitleggen. Door het lezen van de Moesson behoud ik dit Indische gevoel.' 22 Moesson - 1000ste nummer Moesson #1 juli 2012.indd 22 29-06-12 11:24

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2012 | | pagina 22