Poirrié's Perikelen
Poekoel teroes
BIBIK DINGKLIK
"Hebben jullie mij herkend op die
HBS-foto? Helemaal achteraan links,
met sapoe."
Column
Zaten we ouwe koeien uit de sloot te halen, stootte ma me plots aan
en zei lachend: 'Ajo, stuur een paar tekeningetjes van jou naar Tong
Tong. Ik heb aandelen van hun en ken Lilian. Komt altijd goed.'
Zonder kruiwagen kom je nergens. Ik ben trouwens nog steeds
apetrots op Tjalie Robinsons brief van 18 maart 1974, waarin deze
grondvester van het enige onafhankelijke, geen subsidie genietende
Indische blad verklaarde 'zeer ingenomen te zijn' met mijn eerste
tekenbijdragen voor Tong Tong. En me met een bemoedigend 'poekoel
teroes' aanspoorde om door te gaan. Helaas was dat het eerste en
laatste wat ik van Tjalie vernam. Hij overleed kort daarna op 22 april
1974. Zijn brief op lichtgroen papier met dat nostalgische 'batikstrook
je' linksboven, bewaar ik als goud.
Tjalie's raad opvolgend heb ik jarenlang tweewekelijks tekeningen
aangeleverd. Daarin soms bijgestaan door 'Moesson-oermoeder' Lilian
Ducelle, met wie ik altijd een fijn contact heb gehad. Meestentijds
telefonisch vanwege de afstand Beekbergen-Den Haag, maar daarom
niet minder leuk en soms zelfs hilarisch. Als ze weer iets of iemand op
haar eigen manier mangelde, of een ideetje voor een tekening had.
Zoals de Indische Olympische Winterspelen in Lake Keplesset en Bibik
Dingklik, een typetje om te zoenen, al zeg ik het zelf. Lilian zorgde er
ook voor dat er drie cartoonboekjes van me werden uitgegeven. En
dat ik als 'reisbegeleider/fotograaf/kruier' per Jumbo meevloog naar
Indonesië. Verstijfd van angst, want ik geloof nog steeds dat Onze
Lieve Heer ons vleugels had gegeven als hij gewild had dat we gingen
vliegen.
De 'Indische cartoontjes' werden later vervangen door korte verhaal
tjes en nog wat later door de column Perikeltjes. Waar ik geweldig
Jack Poirrié groeide op in Batoeradja en woont
sinds 1951 in Nederland. Elke maand schrijft Jack
Poirrié in Moesson over zijn perikelen.
dankbaar voor ben. Want alle stress en chagrijn van je af mogen
tekenen of schrijven zonder dat elkaar opvolgende redacties je beper
kingen opleggen, of er bakstenen door je voorruit worden gesmeten:
dat is uniek in deze tijd.
Als oud-militair heb ik de diverse redactiewisselingen trouwens altijd
vergeleken met de aflossingen van de wacht bij het Bewakingskorps
Koninklijke Landmacht. Die gaven ook een vast beeld te zien van
kwiek aantredende en vermoeid aftredende strijders, die waakten
over waar ze voor stonden en stonden waarover ze waakten. Met
als motto: Niet klagen maar dragen en bidden om kracht voor de
volgende wacht. Oftewel poekoel teroes tot je er bij neervalt.
Hoop en verwacht ik met een boel anderen dat Marjolein, Geert,
Juul, Armand, Leny en hun hulptroepen heel lang overeind blijven en
doorgaan met waar ze voor staan. Zodat Moesson als doorgeefluik
van tempo doeloe naar de toekomst nog jaaren blijft draaien.
Wil ik last but not least Lilian toch nog even aanhalen. Want als die
me vroeger vroeg hoe het met me ging en ik 'wel goed' antwoordde,
slaakte ze een diepe zucht en zei: 'onkruid vergaat niet'. En later, toen
we allebei al erg oud waren: 'jou moeten ze ook doodknuppelen'. Heb
ik nooit tegen haar durven zeggen. Maar in die trant moeten onze
jongere generaties wel doorgaan: poekoel
teroes, nooit opgeven.
juli 2012 47
Moesson #1 juli 2012.indd 47 29-06-12 11:26