"Ik herinnerde mij de vlinder zelfs
niet meer toen ik later op zee andere
slierten zeedrift passeerde"
aannemend van de spokiger wordende
schuimtoppen der golven. Toen loste de
levende schim zich op in de schimmen van
de nachtzee.
De boot voer ook zo snel...
Ik weet niet meer hoe deze simpele gebeur
tenis ook weer afgesloten werd. Ik denk niet
dat ik droevig naar bed gegaan ben. Kinder
verdriet gaat immers altijd snel voorbij?
Zoveel nieuwe, boeiende, leuker zaken eisten
mijn belangstelling weer op.
Ik vergat ALLES.
En ik herinnerde mij de vlinder zelfs niet
meer toen ik later op zee andere slierten
zeedrift passeerde. Misschien ook wel omdat
ik later nooit meer zo'n vlinder zag. Mis
schien omdat ik te zeer geboeid was door
verre stranden met klappertuinen als rijtjes
lucifersstokjes met groene bètètveertjes
erboven. Misschien omdat ik met roering of
ontzag vulkaankegels ten hemel zag rijzen
boven de horizont. Misschien omdat ik in
boeiende kout was met vissers of Maleise
kooplieden. Of omdat ik doodgewoon ver
rukt was om vrij te zijn met alle Tijd en
Ruimte voor mij alleen, ver buiten de zenuw
achtige ruziënde mensenmaatschappijen
van de grote steden. Ik weet het niet meer.
Wat zie je immers véél in een leven!
Pas onlangs kwam deze simpele gebeurtenis
weer in mijn herinnering terug. Na vermoe
delijk al maandenlang in mijn onderbewust
zijn te hebben rondgefladderd als een witte
kapel.
Want in de 12 jaren die Tong Tong nu oud
geworden is, heb ik duizenden lezers met
mij oud zien worden. Nog steeds zijn in
Tong Tong meer dan zesduizend vrienden
bij elkaar gebleven. Al zijn er dan duizenden
sindsdien van ons weggegaan. Van ons ver
vreemd. Overleden. Kijk, de sliertzeedrift die
zich bij het verlies van Indië van onze Gordel
van Smaragd heeft losgemaakt en de wijde
Oceaan is opgegaan en genoemd wordt: 'Het
Indische volk in ballingschap", is sindsdien
door stormen geteisterd, door stromin
gen uiteengerukt, door ontelbare schepen
doorkliefd en in steeds meer brokken uiteen
gevallen.
Meer dan dat, ook waar wij bij elkaar geble
ven zijn, zijn wij ouder geworden. We zijn al
lemaal eenzamer geworden met onze eigen
gedachten, met onze nog steeds zoekende
geest. Als we héél oud worden, praten we
steeds minder met elkaar, ook al kennen we
elkaar dierbaarder dan ooit. En hoeven we
maar een enkel woord te wisselen: Brantas,
Tjikampek, Ardjoeno, de Soos, Banda, tjitjak,
gerimis, nasi oedoek... de grootste en de
simpelste, of een zonovergoten paradijs, een
sterrentintelende tropennacht met tienmaal
tienduizend dierbaarheden waaieren weer
open voor onze geest.
Ook al zijn we nóg zo ver en nóg zo eenzaam
op de Oceaan van de Eeuwigheid.
En de vlinder?
De vlinder, dat is Tong Tong, geboren uit een
cocon aan een afgescheurde tak in een sliert
zeedrift, ver van huis al, ver op zee. Dartelend
van lezer tot lezer tot lezer, fluisteringen
en neuriënde liedjes vangend bij de een en
brengend naar de ander.
Ja, dat is het lied van Alle Eeuwigheden.
Djangan nangis, Njoo. Want de Nacht komt
over alle slierten zeedrift door alle tijden. En
alle slierten zeedrift brokkelen langzaamaan
uiteen.
Ook Totoks en Indo's.
Ook Amerikanen.
Ook Aziaten.
Alles wat mens of dier of plant is.
Tot wij allemaal Alleen zijn en nog maar
wiegen op de golven van de Tijd. Tot wij
zelve wieging geworden zijn in deze Tijd die
eeuwig wiegt.
Fladder intussen nog lang rusteloos, maar
moedig voort, witte vlinder. Hoor je dwars
door het gemurmel van de golven heen die
verre branding al?
Daar is altijd weer een eiland, wachtend in
elke oceaan. Waar achter koraalriffen met on
telbare wonderkleurige vissen met blinkend
wit zeestrand wacht. Met wuivende klap
perbomen. En bloemen en vogels en vlinders
en tjapoengs: één werkelijkheidsdag in de
Oceanen der Tijden. Eén zo'n werkelijkheids
dag was ons leven in Indië.
Eén is genoeg.
We hebben ALLES gehad.
En morgen?
Morgen is er een Strand van morgen.
Tot ziens dan mijn waarden, Kinderen van
het Morgenland.
Tot ziens.
juli 2012 57
Moesson #1 juli 2012.indd 57