'Op 15 augustus herdenken we niet alleen de
sterfelijkheid, maar ook de levenskracht van
onze groep.' Marjolein van Asdonck over her
denken, over generaties Indische Nederlanders
en over het belang van verhalen vertellen.
HERDENKEN
'Wij zijn gewone
mensen, maar ons
verhaal is bijzonder'
Door Marjolein van Asdonck Illustratie Melroy Bisel
I N zomer ging ons gezin
I r i op vakantie met mijn
L oom en tante, hun drie
dochtertjes en mijn opa en oma. Ik moet een
jaar of acht, negen zijn geweest. Ik herin
ner me die vakantie als een van de fijnste
uit mijn jeugd, ook al kan ik in mijn droom
achtige herinnering niet heel goed meer
de ene van de andere vakantie in Frankrijk
onderscheiden. Maar het was mooi: zon, zee
en altijd familie om je heen, waar je eventjes
naar toe kon lopen. Sommige, schijnbaar
onbelangrijke details kunnen je na zoveel
jaren nog altijd bijblijven. Waarom eigenlijk?
Bijvoorbeeld het onvermogen van mijn tante
om op het butagasstelletje de rijst goed te
koken zodat er bij haar gezin bijna iedere
avond onbedoeld een soortemet van lontong
op het menu stond.
Op één van die lichtblauwe dagen zat ik
naast mijn opa op het strand, mijn nichtjes
speelden in de branding. Mijn opa had zijn
donkerblauwe zwembroek aan en zijn benen
hadden die typische bleke kleur die wij alle
maal kennen: van een Indische huid die lang
niet in de zon is geweest. En opeens vielen
me op diezelfde bovenbenen allerlei witte
strepen op. Een horizontaal patroon over de
helft van zijn bovenbeen. 'Hoe komt dat?',
vroeg ik hem.
En mijn opa vertelde dat hij in de oorlog
was gevangen genomen door de Japanners
om aan een spoorlijn te werken en dat hij
opgesloten was in een kamp in Thailand en
dat hij verantwoordelijk was voor een groep
medekrijgsgevangenen en dat er een keer
iets mis was gegaan, er was niet genoeg
productie gedraaid of zo, en dat hij als ver
antwoordelijke daarvoor was gestraft en veel
slaag had gehad met een dun stuk bamboe.
Vandaar al die littekens. Hij vertelde het me
met een brede grijns, zoals hij al zijn verhalen
uit de oorlogstijd met een lach vertelde, zo
van: Jaha, dat was me wat!
Ik denk dat ik als kind het typische voorbeeld
was van 'een potje met te grote oren'. Al wat
ik hoorde, sloeg ik op, meestal zonder dat ik
er toen nog iets van kon maken, daar was ik
gewoon te jong voor: de verhalen van oma
en opa, maar ook die van mijn vader die acht
jaar was toen hij naar Nederland kwam.
Als mijn moeder 's avonds naar de moeder
mavo ging - zo heette dat toen - en mijn
vader ons op bed legde, vroeg ik: Pap, vertel
's iets over vroeger. En mijn vader ging op de
augustus 2012 47
Moesson #2 aug 2012.indd 47
27-07-12 12:34