'De oorlog is het verhaal van gewone mensen. Gewone mensen die van het ene op het andere moment in buitengewone omstandigheden terecht komen. Buiten hun eigen schuld om' HERDENKEN rand van het bed zitten en vertelde over de dolfijnen die hij vanaf het dek van de Maloja had zien zwemmen, over het kattenkwaad dat hij uithaalde in de contractpensions en op school bij de nonnen, en over zijn jeugdvriend Toby Molenaar die als tiener in Gorinchem de band de Silverkings had. Na Toby's vroege dood heeft mijn vader nooit meer een echte vriend gehad. Mijn vaders herinneringen aan de oorlog in Indië zijn veel fragmentarischer, hij is immers pas in januari 1942 geboren (een van zijn voornamen is daarom Warrie). Nadat mijn opa krijgsgevangen werd, was mijn vader, hoe jong ook, de enige man in een huis houden van vier vrouwen: oma Trees, tante Jaja, zijn moeder Corrie en zijn zusje Bea. Hij herinnert zich dat hij als kind over het grote bed van zijn ouders marcheerde met een stok over zijn schouder, Japanse soldaten imiterend, die exerceren. Hij telde er zelfs bij in het Japans. Mijn vader herinnert zich dat een Japanse soldaat of officier regelmatig aan de deur kwam en met hem wilde spelen. De Japanner scheen een klein zoontje van dezelfde leeftijd te hebben, dat hij verschrik kelijk miste. Maar die bezoeken zorgden voor ongerustheid en spanning in het vaderloze gezin dat buiten het kamp bleef. Nog een herinnering uit de angstige tijd na de oorlog: mijn vader moet naar school, maar het is zo onveilig dat alle kinderen met een weaponcarrier worden gehaald en gebracht. Mijn vader gaat samen met zijn neef Huub die twee huizen verder aan de Meraklaan in Bandoeng woont. En dan nog een herinnering die vorig jaar ineens bij hem naar boven kwam: hoe het gezin met een militaire Dakota van Ban doeng naar Batavia werd gevlogen. Mijn vader weet nog dat hij moest overgeven in het daartoe bestemde zakje en dat er een soldaat meevloog met een groot geweer in de hand. 'Ach', zei mijn vader, 'bijna iedereen had toen een wapen, je zag ze overal.' 'Het verhaal van onze oorlog is geschreven in onze herinnering, en herinneringen zijn geen bewijs', schreef oud-hoofdredacteur Lilian Ducelle ooit in Moesson. Lilian Ducelle, zoals bekend, is de weduwe van Tjalie Robinson en heeft na diens dood tientallen jaren leiding gegeven aan Moesson. Haar uitspraak stamt uit de jaren tachtig, toen Nederland er nog niet klaar voor was om naar het verhaal van Indische mensen te luisteren. Toen Indische mensen de herinneringen aan de oorlog, de Bersiap en de repatriëring in stilte met zich meedroegen. Officieel was het zelfs nog niet toegestaan om te vlaggen op 15 augustus. De oorlog in Indië had amper bestaan. Gelukkig zijn die tijden veranderd. En op 15 augustus herdenken we niet alleen de sterfelijkheid, maar ook de levenskracht van onze groep. Toen mij gevraagd werd om op 15 augustus 2011 bij het Indiëmonument in het Blijdensteinpark van Enschede over her denken te spreken, over generaties Indische Nederlanders, en over doorgeven, en over mijn werk bij Moesson dacht ik aan hoe het bij mij was gegaan en aan die eerste vraag die ik stelde aan mijn opa op dat strand, toen ik acht jaar oud was. Wanneer we de verovering van Malakka door de Portugezen in 1511 als uitgangspunt nemen, zouden we kunnen beweren dat de Indische cultuur vorig jaar precies 500 jaar bestond. Een eeuwenoude cultuur met een eeuwenoude verteltraditie. We zijn misschien geneigd om te geloven dat een orale cultuur als de onze een nadeel is. Orale cultuur wordt ondermijnd als mensen niet praten, maar ook als mensen niet vragen of luisteren. Voor overlevering is het nodig dat elke generatie, elke schakel, zich verbonden voelt en meedoet en, ja, dat lijkt misschien een kwetsbare constructie. Vooral als ouders hun kinderen proberen te beschermen door niet te praten of andersom, als kinderen hun ouders proberen te beschermen door niet te vragen. Soms duurt het zelfs twee generaties voordat de juiste vragen worden gesteld en de woorden weer stromen. En sommige informatie kun je krijgen als je acht jaar oud bent, maar sommige ook als je 38 bent, zoals het verhaal van mijn vader over zijn vlucht in de Dakota dat hij me vorig jaar nog vertelde. Het is als een puzzel en elk verhaal zorgt dat je meer over je geschiedenis, over jezelf te weten komt. Eén zo'n puzzelstukje kwam van mijn tante Bea. Toen het gezin van mijn opa en oma repatrieerde, vertelde mijn tante Bea, gingen eerst de vrouwen en kinderen van de ex- KNIL-soldaten aan boord van de Maloja. De ex-KNIL-militairen zelf werden vervolgens per sloep naar het schip gebracht, ondertus sen onder schot gehouden door wat, naar ik meen, TNI soldaten moeten zijn geweest. Mijn tante herinnerde zich dat mijn opa terwijl hij onder schot werd gehouden, gekke gezichten trok naar zijn kinderen aan boord. Door te doen alsof het hele gebeuren maar een bizar toneelstukje was, probeerde hij zijn kinderen af te leiden van de ongetwijfeld dreigende situatie. Maar ondanks zijn aflei ding is mijn tante het nooit vergeten. Ik besef dat ik bevoorrecht ben. Doordat ik mijn vragen zo vroeg al heb gesteld, doordat 48 Moesson Moesson #2 aug 2012.indd 48 27-07-12 12:34

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2012 | | pagina 48