de liefdesbrieven van mijn opa en oma uit
de periode van vlak na de oorlog bewaard
zijn gebleven, doordat hun vooroorlogse
fotoalbumpjes er nog zijn, en natuurlijk door
mijn werk bij Moesson.
De oorlog is het verhaal van gewone mensen.
Gewone mensen die van het ene op het
andere moment in buitengewone omstan
digheden terecht komen. Buiten hun eigen
schuld om. Dat is het verhaal van Indische
Nederlanders. Iedereen die op 15 augustus
herdenkt, heeft een eigen, uniek verhaal te
vertellen. Iedereen heeft een bewogen fami
liegeschiedenis en een verhaal te vertellen
dat altijd anders is en dat we toch altijd van
elkaar herkennen. Wij zijn gewone mensen,
maar ons verhaal is bijzonder.
Een van de eerste mensen die dat besefte
was schrijver en activist Tjalie Robinson, de
oprichter van Moesson. Tjalie Robinson riep
zijn Indische lotgenoten op hun verhaal te
vertellen, trots te zijn op hun achtergrond,
hun tradities, normen en waarden, hun ver
leden en hun cultuur te behouden en door te
geven aan volgende generaties. 'Omdat we
geleefd hebben en nog steeds bestaan', zei
hij. Inmiddels bestaat zijn blad 56 jaar en is
Moesson zélf cultureel erfgoed geworden. 56
jaar verhalen van Indische mensen vóór Indi
sche mensen. 56 jaar 'oral history op papier'.
30.000 pagina's vol Indische vertellingen.
Mijn echtgenoot las me eens een passage
voor uit het werk van de Nederlandse es
sayist Karel van het Reve. Karel van het Reve
herinnerde zich een bepaalde man die vroe
ger, toen Van het Reve zelf nog kind was, bij
zijn ouders over de vloer kwam. Karl heette
hij, een hele aardige man, die zacht sprak en
Egyptische sigaretten rookte. Deze Karl is
tijdens de oorlog vermoord. En denkend aan
zijn eigen sterfelijkheid vraagt Karel van het
Reve zich af: wie zal, als ik straks dood ben,
nog aan de man met de Egyptische sigaret
ten denken?
En zo is het ook met ons Indische mensen.
Wie zal zich straks nog onze grootouders
en ouders herinneren en wat zij hebben
meegemaakt?
Zo zie ik mijn oma aan het eind van haar
leven vanaf de rug door de smalle gang naar
de eetzaal lopen, over het kille gele linoleum
van het Hollandse verzorgingshuis. Met in
het mandje van haar rollator een potje sam
bal. Het beeld staat gebrand op mijn netvlies.
Mij zegt dat ene beeld alles: hoezeer ze in die
omgeving een displaced person was. Zoals
zoveel van haar generatiegenoten was ze
een gewoon mens dat ineens in extreme
omstandigheden terecht kwam. Van oorlog
en bersiap tot aan repatriëring naar 'dat rot-
land', zoals ze Nederland noemde in de eerste
brieven aan haar zus... voordat ze in haar lot
berustte. En ten slotte dan, aan het eind van
haar leven, in dat bejaardenhuis, vergezeld
van haar potje sambal als een soort laatste
reddingsboei. Dat ene beeld vertelt voor
mij haar hele levensverhaal en dat van haar
generatie. Wie zal aan hun denken als wij er
niet meer zijn?
Bovenstaande tekst sprak Marjolein op 15
augustus 2011 uit tijdens de herdenking in En
schede. Dit jaar zal Marjolein op 15 augustus
spreken bij het Indië Monument in Deventer.
augustus 2012 49
Moesson #2 aug 2012.indd 49
27-07-12 12:34