Theo Stücken HET JAAR 1942 (Solo, 1936) gelooft niet dat de oorlogserva ringen zijn vader hebben getraumatiseerd. 'Anders hield hij het wel heel goed verbor gen. Mijn vader was een optimistisch man, altijd vrolijk en ook erg behulpzaam. Wat dat laatste betreft was hij een echte onderwijzer, zowel in Indonesië als in Nederland heeft hij voor de klas gestaan. Hij heeft ook nooit haat gekoesterd jegens de Japanners. Maar over de oorlog praatte hij nooit. Mijn dochter heeft hem overgehaald om zijn oorlogserva ringen op papier te zetten en aan dat verzoek heeft hij voldaan, hij heeft zeven velletjes volgetikt op een oude Smith Corona.' Koninklijke Marine Theo: 'We woonden in Djember toen mijn va der in 1941 werd gemobiliseerd. Hij kwam bij de Koninklijke Marine terecht. Mijn moeder en ik hebben hem nog in Soerabaja bezocht. Het enige wat ik me daarvan herinner, is dat ik in de tram zat en mijn vader stapte uit. Maar mij lukte dat niet snel genoeg, ik kon er pas de volgende halte uit, mijn vader kwam van de andere halte aanhollen.' Ik kreeg van de Commandant de raad om vrouw en kinderen naar Djember terug te laten gaan en op 26 of 27 februari waren ze weer thuis. En juist op die dag van hun thuis komst werd Soerabaja door een paar Japanse marine-vliegtuigen gebombardeerd en er kwam een bom terecht een 100 meter van het hotel waar ze gelogeerd hadden. Tijdens het bombardement rende onze scheepsdokter op de kade naar de Evertsen en keek elke keer naar de lucht en struikelde over een kabel en hij brak een been of arm en werd, toen de vliegtuigen verdwenen waren, naar het hospitaal gebracht. Zo kwam het dat tegen de avond de Evertsen vertrok zonder dokter, slechts met een korporaal ziekenverpleger. (opa Augustinus aan kleindochter Solita) Het is de avond van de Slag in de Javazee, al is eerder sprake van slachting. De Ruyter, de Java, de Kortenaer en andere schepen van de Striking Force worden door een aanstor mende Japanse vloot tot zinken gebracht. Daarbij komen naar schatting zo'n 1.000 mannen om, waaronder de commandant, schout-bij-nacht Karel Doorman. Het lukt de USS Houston en HMAS Perth om de Javazee te ontvluchten en naar Tandjong Priok te koersen. Het is de bedoeling om van daar via Straat Soenda te ontkomen, maar de twee kruisers stuiten de volgende dag op één van de invasietransporten die Java gaat bezetten. In tegenstelling tot in de Javazee wordt nu wel slag geleverd. Al moet de schade en de slachtoffers aan Japanse zijde wellicht worden toegeschreven aan Japanse torpedo's die het doel misten en vervolgens eigen vaartuigen raakten. De Evertsen is vier uur later vertrokken van Priok, schiet de andere schepen niet te hulp, maar vaart met een grote boog om het slagveld heen, waar opnieuw zo'n 1.000 geallieerde marineman nen het leven laten. Het lukte de Evertsen ongemerkt Straat Soenda te bereiken en we waren bijna de straat door, toen we twee Japanse oorlogsche pen tegenkwamen. In de zeeslag die daarop volgde, werd de Evertsen getroffen en het ach terschip stond in brand en hier lag de voorraad dieptebommen. De Evertsen kreeg 7 treffers en om te voorkomen dat we met het schip in de lucht zouden vliegen, gaf de commandant bevel om alle torpedo's af te schieten, waarna achter een rookgordijn de Evertsen op de kust van het eiland Seboekoe werd gezet. De doden en gewonden werden met de sloepen aan wal gebracht en omdat de sloepen niet terug werden gebracht, moesten de laatste beman ningsleden, waaronder mijn persoon, tezamen circa 10 man, zwemmend de kust bereiken. Dit gebeurde zonder ongelukken dankzij onze zwemvesten. De dieptebommen op het achter schip vlogen toen stuk voor stuk de lucht in en uit vrees dat de Japanse oorlogsschepen op het lawaai zouden afkomen, gingen we de heuvel van het eiland op en zochten dekking in de bos jes. (opa Augustinus aan kleindochter Solita) Op de vlucht In Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog verhaalt historicus Lou de Jong wat er verder gebeurt: 'Het grootste deel van de bemanning nam op het eilandje zijn intrek in een leegstaande kampong. En kelen die in bootjes Java of Sumatra tracht ten te bereiken, kwamen om. De overigen gaven zich op 8 maart aan de Japanners over, waarna de Europeanen onder hen in een ge vangenis op Zuid-Sumatra werden opgeslo ten, de inheemsen werden vrijgelaten.' Kan over het feit of de inheemsen werden vrij gelaten al sterk worden getwijfeld, ook lukt het één persoon wél om Java te bereiken: Augustinus Stücken. Met sergeant-machinist Kordelaar en de matrozen Wiggers en Eleveld peddelt hij van eiland tot eiland. Ze verblij ven enige tijd op het grotere eiland Legundi voor de kust van Sumatra, maar krijgen daar het bevel zich over te geven aan de Japan ners; ze slaan opnieuw op de vlucht. Het bootje met Kordelaar vertrok het eerst, maar een 200 meter van het strand af, begon nen de roeiers te schreeuwen en roeiden als gekken terug. De prauw vertoonde overal scheurtjes in het hout, omdat ze al die tijd in de brandende zon had gelegen en tot over maat van ramp sloeg een golf over de boot heen. En de zieke Kordelaar had zeker heel wat water binnen gekregen. Al rochelend brachten we hem in de tent en stookten een vuurtje om hem op te warmen en zijn kleren te drogen. Gedurende de nacht stierf Kordelaar en een paar kampongmensen begroeven hem de volgende dag.(...) Na het eten viel Eleveld plotseling om en we dachten, dat hij van ver moeidheid in slaap was gevallen. Al heel vroeg in de ochtend vertrok de boot en het viel ons op, dat Eleveld zo stil was en bij nader onder zoek bleek dat hij niet meer ademde. Zo stierf het tweede slachtoffer en wij hebben hem een zeemansgraf moeten geven. (opa Augustinus aan kleindochter Solita) oktober 2012 43 Moesson #4 oktober 2012.indd 43 28-09-12 15:43

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2012 | | pagina 43