HET JAAR 2012
Van Indonesië kan ik me nog alles herinne
ren. We woonden in Bandung in een mooie
alleenstaande villa. Tegenover ons huis was
een kampung. Mijn vader nam mijn broer
en mij elke zondag daar naartoe, omdat hij
het belangrijk vond dat wij ook zagen dat er
mensen zijn die het minder goed hebben in
het leven.'
Het zijn vooral prettige herinneringen die
ze aan haar geboorteland bewaart. Ze is van
1950, te jong dus om de oorlog en de bersiap
te hebben meegemaakt zoals haar ouders.
'Ik heb het meeste uit boeken moeten halen.
Daar schrok ik heel erg van en als ik er dan
over begon, merkte ik dat ze er niet over wil
den praten. Aan ene kant is dat mooi, omdat
je anders een negatieve periode naar boven
haalt, die je eigenlijk wilt vergeten. De an
dere kant is dat als je het wél opengooit en
je al die gevoelens van pijn en verdriet naar
boven haalt, je ze wel kunt verwerken en dan
kun je het ook afsluiten. Anders heb je die
pijn en dat verdriet alleen maar geparkeerd
en blijft dat ergens in je systeem zitten. Zo
kijk ik er nu tenminste naar.
Ik heb mijn ouders nooit horen klagen. Zo
zitten ze niet in elkaar. Ze zijn absoluut niet
bitter, verre van dat. En als ik dan weer kijk
hoe ik me spiritueel heb ontwikkeld, dan zie
ik mijn ouders juist als voorbeeld. Niet alleen
voor mij, maar ook voor anderen. Mijn ouders
leven bij de dag en staan liefdevol en positief
in het leven. En dat doen ze iedere dag, on
danks alles wat ze hebben meegemaakt.'
Pas tijdens een vakantie in de jaren '80 op
Ambon hoorde ze dat haar ouders het tijdens
hun laatste jaren in Indonesië ook heel
zwaar hadden om zich staande te houden.
En dat vertelden ze niet eens aan haar zelf,
maar aan een gids die hen over het eiland
rondleidde. 'Toen onze gids vertelde hoe
moeilijk het leven voor haar op Ambon was,
kwamen er verhalen bij mijn ouders los die ik
nooit had gehoord. Waarom ze het toch nog
zo lang hebben kunnen volhouden is omdat
mijn vader de Indonesiërs altijd als gelijken
heeft behandeld. "Jullie zijn gelijk", zei hij
altijd. Pa stelde zich open voor de bevolking
en hij sprak hun taal ook. Hij sprak niet alleen
Indonesisch, maar ook Soendanees. Dat doet
hij nu nog trouwens. Dus ja, op zijn beurt
werd hij ook op een aardige manier door de
Indonesiërs behandeld. Maar uiteindelijk
kwam toch het besluit van de Indonesische
regering dat alle Nederlanders weg moesten.
We werden eruit gezet. Alleen het rotan
bankstel mocht mee - dat staat nu bij mijn
broer - en voor de rest niets, alleen nog wat
hutkoffers met kleding die we daar hadden
laten maken.'
Eenmaal in Nederland hebben haar ouders
niet meer achterom gekeken. 'Ze hebben
gezegd: we zijn nu in Nederland en we gaan
een nieuw bestaan opbouwen. En daar zijn
ze met man en macht mee bezig geweest. Er
was geen ruimte in hun hoofd om terug te
denken aan vroeger, denk ik. Ze hadden alle
energie nodig om drie kleine kinderen op te
voeden, een nieuw bestaan op te bouwen
en zich ook nog eens aan Nederland aan
te passen. In Indonesië had mijn moeder
personeel; hier moest ze alles zelf doen. Mijn
vader werkte in Indonesië als boekhouder bij
een elektriciteitsbedrijf. Voor de oorlog had
hij in Indië zijn papieren gehaald om zijn vak
uit te oefenen, op Nederlandse scholen, maar
die bleken hier niet geldig. Hij heeft zichzelf
weer helemaal moeten bijspijkeren. Dat was
de kromme manier waarop de Nederlanders
hier in alle onwetendheid met mede-Neder
landers zijn omgegaan.'
In een eerder interview met Moesson in 2003
zei ze: 'Ik ben nooit opgevoed met het idee
een Indische Nederlander te zijn.' Negen jaar
later beaamt ze die uitspraak nog altijd. 'Wij
werden zo opgevoed dat we Hollandser wa
ren dan de Hollanders. In alle opzichten. Wij
spraken Algemeen Beschaafd Nederlands,
daarom kon ik de mensen in Brabant ook
niet verstaan.'
Natuurlijk werd thuis het Indisch zijn niet
verloochend, zegt ze. 'Ik hoefde maar in de
spiegel te kijken en ik zag dat ik Indisch was
en het Indisch eten was natuurlijk ook een
onderdeel van het hele verhaal, maar daar
hield het dan wel bij op. We gingen niet naar
Indische feestjes. Zelfs toen ik later weleens
op een pasar malam optrad, waren dat
gewoon optredens. Ik trad overal op, dus ook
daar.'
Vroeg ze zich dan nooit af wie al die bruine
mensen in de zaal waren? En vond ze het dan
niet speciaal om voor een Indisch publiek
op te treden? 'Hallo, ik ben niet achterlijk.
Natuurlijk zag ik dat het allemaal Indische
mensen waren. En nee, dat deed me niks.
Dat doet me nu nog steeds niks. Ik hoor niet
bij een bepaalde groep. Ik vertegenwoordig
niemand. Ik ben en blijf een individu. Ik voel
geen diepere verbondenheid met Indische
mensen, alleen maar omdat ik ook Indisch
ben. Ik voel me één met alle mensen.'
Toch ontkwam ze er niet aan zichzelf de
vraag te stellen wat dat Indische voor haar
zelf inhield. 'Als ik mezelf in de spiegel be
keek, zag ik een Indisch meisje. En wat zegt
dat dan? In mijn spirituele zoektocht naar
mezelf kwam ik op een punt dat ik dacht: ja,
maar wat betekent dat Indisch zijn nu voor
mij? Daar had ik nooit zo naar gekeken. Dat
Indische stukje was iets wat ik zelf altijd
onderbelicht had. Mijn Indisch zijn was: kijk
in de spiegel en je kunt aardig Indisch koken.
En daar hield het dan mee op. Maar het is
natuurlijk veel meer dan dat. Het Indisch zijn
betekent voor mij nu ook accepteren dat ik
een andere cultuur in me heb en dat ik dus
om die reden ook anders in het leven sta dan
de gemiddelde Nederlander. Ik heb er een
januari 2013 15
#7 januari 2013.indd 15
23-12-12