Column Poirrié's Perikelen Tommie Een oom van mij in Bandjermasin had een orang-oetan. Die twee wa ren onafscheidelijk. Tot oom verkering kreeg. Werd de orang-oetan gewelddadig en moest weg. Oom in zak en as. Is niks waard, als je zo close bent met een huisdier. Breekt je op als er afscheid moet worden genomen. Toen onze laatste rooie kater gestor ven was en wij al oud waren, besloten Nel en ik daarom geen huisdier meer te nemen. Dat hielden we vol tot juni vorig jaar, toen Jakob de kraai opdook. Jakob had een gebroken vleugel en kon alleen lopen en klimmen. Hij had zich verschanst in een boom vlakbij ons terrasje en kwam alleen naar beneden als we voer onder de boom hadden gestrooid. Dan liet hij zich van de onderste tak vallen en begon te schransen. Ging prima. Behalve als zijn soortgenoten erbij kwamen. Dan was het oorlog, want Jakob liet zich de kaas niet van het brood eten. Al was hij door zijn handicap geen partij voor de valide klaplo pers en moesten we vaak te hulp schieten als hij in zijn dooie eentje stond te knokken. Gelijk Beau Geste, 'the last man standing' in het door Arabische opstandelingen uitgeroeide woestijnfort van het Franse Vreemdelingen Legioen. Toen we in Solo vlak naast het VOC fort in de Cantinestraat woon den had ik een zwart hondje. Tommie heette hij. Tommie was een mengbloed met een jachthondentic. Ik hoefde maar naar mijn windbuks of katapult te wijzen of hij trok een voorpootje op, stak zijn dunne staartje recht achteruit en begon te snuffelen. Zo klein als hij was, vloog Tommie de grootste rat naar de keel en sloeg alleen op de vlucht voor kokki Rin en haar sapoelidie. Tommie was ook erg aanhankelijk. Hij liep overal achter me aan en sliep het liefst onder mijn bed. Dan kon ik hem soms zachtjes horen piepen en wist ik dat hij een nare droom had. Honden kunnen onheil immers voorvoelen. Daar worden ze onrustig van en dat uit zich in hun slaap. Of dat ook het geval was toen de Jap op de noordkust was geland, durf ik niet te beweren. Maar het geeft toch te denken dat Tommie vlak voordat het gepeupel de straat op kwam verdween, ik hem niet eens heb zien weglopen. Jakob de kraai kwam de zomer goed door. Maar bij het kouder wor den kwam hij minder vaak naar beneden. Hij werd ook steeds schu wer en trager. Soms, als het wat beter weer was, zagen we hem in het park rondscharrelen, zijn gebroken vleugel met zich meeslepend. In de maand november bleef Jakob weg. We hebben nog wel naar hem gezocht, maar niet kunnen vinden. Jakob was weg en bleef weg. Tommie kwam weer bij ons toen de rust was hersteld, we onderdak hadden gevonden bij de allerhartelijkste familie Schneider, in de Achterstraat, achter het fort. Hoe hij ons had kunnen vinden is een raadsel. Helaas was de hereniging van korte duur. Daags na zijn weerkomst geraakte Tommie in de hondenkar, vlak voor de voordeur. Er was niets tegen te doen. De uitgesproken vijandige hondenvanger was onvermurwbaar. Het laatste wat we van kleine Tommie zagen was dat hij zich achter de tralies van de smerige hondenkar staande probeerde te houden. Tussen een paar grote straathonden. The last man standing, alleen konden we hem niet te hulp komen. Jack Poirrié groeide op in Batoeradja en woont sinds 1951 in Nederland. Elke maand schrijft Jack Poirrié in Moesson over zijn perikelen. mei 2013 17 Moesson #11 mei 2013.indd 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2013 | | pagina 17