Column Tennisles Gisteren had ik voor het eerst tennisles. Samen met mijn jongste zoon. In mijn hectische theaterleven vind ik het belangrijk om soms samen met hem iets te ondernemen. En dat werd dit keer dus een tenniscursus van tien lessen. Het prototype tennisleraar stond ons al op te wachten. Lang, slank, gebruind, vriendelijk, maar wat denkt-ie nou echt. Zo'n jongen. Hij heette Floor en was een leerling aan de Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding en vast een goeie leerling, want uit zijn mond kwamen allemaal zinnen die hij uitstekend geleerd had: hij gaf uitleg van de les met een houding van 'alles onder controle'. We begonnen met de forehand. Omdat die slag zogenaamd de makkelijk ste zou zijn. Vanaf de eerste bal was het al duidelijk: ik kan er geen bal van. We had den les in een groepje van vier. Mijn zoon dus, die het al heel aardig kan, vast het balgevoel van zijn opa. Joost, een al snel zwetende fanatieke vijftiger en Bente, een alleraardigst jong meisje wier vader zo vreselijk goed tennist dat ze niet achter wou blijven en besloot les te nemen. Ik was slecht. Echt heel slecht. En ik schaamde me verschrikkelijk. 'Hoe vinden jullie het gaan?' vroeg Floor halverwege plichtmatig. Iedereen vond het goed gaan, behalve ik. Iets in mij vond het toch nodig om dat mee te delen. 'Ik vind het zo frustrerend', zei ik. 'Frustrerend?' Floor keek mij niet begrijpend aan. 'Ja, ik begrijp heus wel alles wat je zegt, alle aanwijzingen die je geeft, maar fysiek kan ik het nog niet vertalen. Mijn lichaam is nog niet daar waar mijn geest het al bevat.' Floor leek even uit het veld geslagen. 'Ja, maar ik weet zeker', zei hij na een korte stilte, 'dat het vanzelf goed komt. Uiteindelijk kan iedereen het leren!' 'Iedereen? Echt?' vroeg ik hem nog vertwijfeld, maar daar ging hij verder niet op in. We gingen verder met de les en ik miste de ene bal na de andere. Of ik raakte 'm wel, maar dan verwondde ik bijna iemand op de baan ernaast, of sloeg ik een ronduit achterlijke veel te hoge boogbal. Je bent de slechtste, je bent echt de slechtste, gierde het door mijn kop. Inmiddels was ik er ook bij gaan schelden. Ik leek mijn vader wel. (Waarom dit wel geërfd en niet zijn tennistalent? Want bovendien: Indo's zijn toch goed in tennis en badminton en zo? Waarom ik dan niet? Ik herinnerde me ineens mijn tante Lien die op haar zeventigste nog wekelijks haar mannetje stond op de tennisbaan). En dat gevloek en getier van mij was best gênant, want er waren kinderen bij. Tot ik plotseling, op het naar mijn idee meest dramatische moment tot een inzicht kwam: Het is ook goed om eens de slechtste te zijn. Het is goed om dat eens mee te maken. Bedacht ik ineens. Ieder mens zou ergens eens de slechtste in moeten zijn. Het confronteert je met jezelf en geeft een inzicht in je acceptatievermogen. Een ervaring rijker. Een leermoment! Ik wou het nog best aan Floor vertellen. In al mijn onschuld en enthousiasme. Maar uiteindelijk hield ik wijselijk mijn mond. Beter van niet. Hij zou zich nog een rotje kunnen schrikken. Volgende week met frisse moed weer verder. Weer de kneus van de cursus durven zijn. Of gewoon Joost keihard van de baan slaan. Hè! Dat zou veel leuker zijn! Esther Scheldwacht (45) is actrice en theatermaakster en komt uit een grote Indische familie. Ze is getrouwd met acteur Stefan de Walle (46) en samen hebben ze twee zoons: Billy en mei 2013 45 Moesson #11 mei 2013.indd 45 24-04-13 18:29

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2013 | | pagina 45