Column Poirrié's Perikelen Nou ja, voorbij... W Brazeiros kwam uit de Filippijnen. Hij was amateurbokser in het bantamgewicht. Daarnaast deed hij aan badminton. Over het niveau waarop hij die sporten beoefende liet hij nooit iets los. En over zijn competitiedrang en incasseringsvermogen ook niet. Maar dat hoefde ook niet. Dat kwam ruimschoots naar voren bij de registratie van tawanans op de binnenplaats van de PID-gevangenis te Soerabaja. Een chaotische bedoening waarbij Brazeiros het aan de stok kreeg met een politie agent. En pas inbond toen hij plat op zijn rug op de grond lag. Onder een ijzeren fietsenrek, met daarbovenop een dozijn politieagenten. Daarna bij ons in het cellenblok afgeleverd, miste hij een schoen en had hij eigenlijk maar één grote zorg: de half genezen wond aan zijn voetzool, die hij eerder had opgelopen bij een partijtje badminton, en die bij de krojokpartij op de binnenplaats was open gegaan. Veel tijd om zich daar druk over te maken, kreeg hij echter niet. Daar zorgden de agenten voor die hem kwamen ophalen voor een 'ondervraging'. In de relatief korte PID-periode hebben we weleens met elkaar gepraat. In koeterwaals. Ging best goed. Als je mekaar maar aanvoelt, kom je makkelijk tot een geschikt omgangstaaltje, daar heb je geen schoolopleiding voor nodig. Van die paar gesprekken is me weinig bijgebleven. Wat ik echter nooit zal vergeten, is het glimlachend uitgesproken 'I'm still alive' van die onverzettelijke kleine man, toen ze hem terug hadden gebracht van de ondervraging. Hij zag er niet uit. Onze party werd al gauw overgeplaatst naar de Boeboetan gevan genis. En van daaruit naar de kazernecomplexen in Bandoeng en Tjimahi. In die mallemolen van gebeurtenissen verloren Brazeiros en ik elkaar uit het oog. Pas een hele tijd later, toen we vele kilo's lichter en zonder het te weten aan ons laatste corvee bezig waren in de modelboerderij Zonnewende in Tjimahi, zag ik hem weer. Stonden we met een paar man tot aan de buik in het koude water van een visvijver dijkjes te repareren en weet ik nog als de dag van gisteren dat we stikjaloers waren op de geluksvogels die de oebie- aanplant mochten verzorgen. Die hadden het niet koud en die zag je soms nauwelijks merkbaar kauwen. Op een oebieknolletje dat ze stiekem hadden gerooid, en waarvan ze de nutteloos geworden groenslinger heel geniepig op de zelfde plek terug in het bed hadden gestoken. Had de Jap trouwens een gloeiende hekel aan. Als die dat ontdekte, at je nooit meer oebie. In die oneerlijke context was het dat iemand naar me toe kwam waden en in het oor fluisterde: 'War is over'. Was het tot mijn stomme verbazing Brazeiros. Hij was nog geen spat veranderd. Ik geloofde hem trouwens niet echt, daarvoor waren er al te veel opbeurende geruchten over de gedék-omheining gewaaid. Maar een paar dagen later bleek hij toch gelijk te hebben. Werden alle corvees afgeblazen en was de ellende voorbij. Nou ja, voorbij... Jack Poirrié groeide op in Batoeradja en woont sinds 1951 in Nederland. Elke maand schrijft Jack Poirrié in Moesson over zijn perikelen. augustus 2013 25 Moesson #2 augustus 2013.indd 25

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2013 | | pagina 25