Er was geen Er waren een paar angzaam voortkruipende ziekelijke bevrijdings maanden. HET JAAR 1945 tien-zeventien jaar. Ze keken veelwetend en wijs op ons neer. Wij waren ouwe militairen en landstormers en we waren kinderen. Onze luit zei niets. Onze sergeanten commandeerden ons op de trucks. We maakten nog geintjes, maar het ging niet van ganser harte. We wilden lollig in bravour-houdingen op de truck gaan liggen en staan, maar de com mando's waren scherp corrigerend: 'Front maken naar beide zijden. Bajonet op. Vult magazijn!!' We deden het maar. Over de verlaten kade klonk het geklik van staal op staal onheilspellend. We wachtten op het commando: 'Haanpal om!' Het kwam niet. Zo?! Ready for the kill? Wat was dat nou voor flauwe kul? De trucks begonnen plotseling te rijden. We vielen allemaal haast om. We hadden alle maal nog erg dunne poten moet je weten. En erg dikke enkels. Zoals Olive Oyl weetjewel, het meisje van Popeye de Sailor. We reden dat rotte Priok uit, het lange Antjol af, en Goenoeng Sahari. Ah - mijn lief Beta- wie, ben je daar weer? Mijn onvergeetlijke Kemajoran! Soetelief. De schemering viel snel over een doodstille stad zonder mensen. En achter een pagger werd hees geschreeuwd: 'Merdeka!! Bersiaaap!!!' Onze wijsvingers lagen net als vóór de oorlog langs de beugelkrop van de karabijn. We waren zó beteuterd! Zie je. En toen en toen en toen... En toen al, zou Bentiet zeggen. Want Bentiet heeft al vroeg geleerd dat je niet 'tjèngèng' mag zijn. Geen huilebalk. En daarom zeggen een boel mensen dat Bentiet 'glashard' is. En omdat hij niet mee wil doen aan het dansen om een vrijheidsboom, zeggen ze dat Bentiet ondankbaar is. Maar op deze bevrijdingsdag denkt Bentiet aan zijn boengkie Sander, die ergens in Japan 'vermist' is. En aan zijn nichtje Toetie, die gekidnapt werd 'en toen door maar weh'. En aan het Kemajoranse stof, dat hij toen voor goed van zijn voeten geschud heeft. Hij heeft hetzelfde ondoorgrondelijke Oosterse gelaat van vroeger en als je hem vraagt: 'Hoe gaat het nu in Holland, Bentiet?' Dan glimlacht hij en zegt: 'Goed, Goed.' En hij meent het ook. Maar je weet dus: al zit grienen er niet bij, lol maken om de dooie dood ook niet. Ga dus met die glorierijke Bevrijdingsdag rustig zijn deur voorbij. Want die IS er doodeenvoudig niet. Laat maar. Zo gaat die curieuze karavaan die 'Het Leven van de Nederlander in Indië' heet, zijn won derlijke tocht verder door de Tijd. Al sinds Pieter Both en Jan Coen. Altijd onbekend en onbegrepen. Nu ver van huis en schijnbaar op een laatste tocht met steeds minder vlag gen en banieren. Steeds armer aan vetera nen. Steeds armer aan bezit. In haar laatste dagen onder een dubbel vuur van verwijten, veroordelingen en miskenningen. Zowel voor bruin en (gebruind) blank. En toch ben ik er eindeloos trots op te beho ren tot deze kleine karavaan. Ik wéét dat het een intens goede en sterke karavaan was. En is. En zal zijn. Komaan jongens en meisjes van tempo doeloe, laat ons niet treuren of boos zijn op hen die ons verlaten omdat zij twijfelachtig zijn of vermoeid of 'verstandig'. Laat ons ons niet bekommeren om de blaf fende honden. Sluit de gelederen. Voor allen en alles komt een laatste gang op deze wereld. Als dit onze laatste gang mocht zijn, laat het een fiere, zelfbewuste zijn. Tot de laatste stap Trouw, Branie en Ondernemend. 'Leven zonder Bevrijdingsdag' werd in Moessson (toen Tong Tong) van 15 augustus 1959 gepubliceerd. augustus 2013 43 Moesson #2 augustus 2013.indd 43 24-07-13 18:16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2013 | | pagina 43