schrijversaspiraties haar kantoor uit, waarbij driehonderd A-viertjes afgekeurd manuscript hem om de oren vlogen. Lilian's Kapitein Haddock temperament was tevens haar redding, want in tegenstelling tot mijn wijze, begripvolle vader, die alle kwaad van de wereld met de mantel der liefde bedekte, maar er intussen wel hoge bloeddruk en een hartkwaal aan overhield, brulde of schreef mijn moeder alle woede onmiddellijk van zich af en ging vervolgens rustig over tot de orde van de dag. Ze liep weliswaar rond met een permanente donderwolk boven het hoofd, depressief heb ik haar nooit gezien. Maar Lilian werd ouder, de Moesson-lezers van het eerste uur gingen dood en er kwa men te weinig jonge lezers bij. Om te blijven voortbestaan moest Moesson met z'n tijd mee en Lilian wist het. Ze zocht en vond een jonge bevlogen hoofd redacteur en trok zich terug in de toko/boek handel. Ik werd gepromoveerd tot eindredac teur en ging ook stukjes schrijven. Op haar zeventigste vond Lilian het welletjes. Ze nam ontslag en verliet het pand aan de Prins Mauritslaan. Ik was en ben van mening dat ze nog minstens tien jaar had kunnen en moeten doorwerken, daar zouden zowel zij als Moesson baat bij hebben gehad, maar ze was niet te vermurwen, dus zette ik er ook een punt achter. Ondanks haar 'pensioen' bleef mijn moeder tot haar tachtigste actief. Ze was inmiddels half blind en gebruikte een grote loep-lamp bij het schrijven van haar immer withete ingezonden stukjes. Ze werd een graag ge ziene gast en spreker op reünies, schreef een mini-musical, begon een cultureel podium en smeedde zelfs plannetjes voor een geheel nieuw Indisch magazine. Maar in 1999 begon het grote gekwakkel. Ze belde me op ons vakantie-adres in Frankrijk: 'Son, mocht je me niet kunnen bereiken, don't worry, ik ben even een paar dagen naar het ziekenhuis.' Don't worry?! Zelden zullen de duizend kilometer van Les Essards naar Den Haag sneller zijn afgelegd dan toen door m'n vriendin Milène en mij. Lilian moest met spoed een borstoperatie ondergaan terwijl een nog zwaardere hersenoperatie gepland stond voor later dat jaar. Zoals gewoonlijk bleef ze er stoïcijns onder. Toen de chirurg haar bij het intekengesprek vroeg of ze er gens allergisch voor was, antwoordde ze, 'Ja, slechte tv-programma's!' De borstoperatie vond ze a piece of cake, ze wilde de dag erna alweer naar huis en werd ziedend toen dat niet mocht. De daaropvolgende hersenopera tie hakte er wél stevig in, maar ook daarvan herstelde ze. Intussen begon de enkel die ze twintig jaar eerder had verbrijzeld (notabene op de plek waar het door haar verfoeide Indi sche Monument zou komen) op te spelen en liep ze zo pintjang dat ze eerst een kruk en la ter een rollator nodig had. Dat ding gebruikte ze natuurlijk niet voor zichzelf, maar om haar 14 kilo zware poes Emma naar de dierenarts te vervoeren. Bij één van die zware transpor ten viel ze en brak haar heup. Dat bleek de inleiding tot een eindeloze reeks breuken, ingezakte wervels, tia's en herseninfarcten, die ze tot stomme verbazing van haar artsen allemaal overleefde (een kennis stelde ooit voor haar naam te veranderen in Lilian Du- racell). M'n moeder telefoneerde en kakelde er nog lustig op los, waarbij een lichte afasie zorgde voor de nodige hilariteit. Zo noemde ze Ola, haar Poolse schoonmaakster, UFO. Mede dankzij Milène, die qua onderne mingslust met Lilian kan wedijveren, was ik in staat mijn moeder de zorg te verlenen die ze in steeds toenemender mate nodig had. Desondanks was het drie jaar geleden de hoogste tijd om haar - onder luid protest - te verhuizen naar Zorghuis Willem Drees. Ik vond dat rot voor haar, maar zelfs met additionele thuiszorg werd het gewoon te link om mijn moeder lang alleen te laten, en ik moest zo nu en dan natuurlijk gewoon optreden. In het zorghuis bleef Lilian steevast op haar kamer. 'Ik heb geen zin om tussen al die klaverjassende ouwe lijken in de kantine te gaan zitten' zei de 90-jarige. Als het zon netje scheen zette ik haar in haar rolstoel en maakten we nostalgische wandelingetjes over de Frederik Hendriklaan en de Prins Mauritslaan. Of ik nam haar mee in de auto naar Amsterdam om een kommetje van haar lievelingstomatensoep te eten in Milène's restaurant, tot zelfs het gehobbel op de weg te pijnlijk werd. 'Op is op!' zei ze wel duizendmaal tegen me de afgelopen jaren, maar dat ijzersterke hartje bleef maar tikken. Tot vijf augustus, half twaalf. Toen was Lilian zover en verliet ze ons geheel in stijl: onder begeleiding van de meest spectaculaire storm die ik ooit boven Den Haag zag. Hij stak plotseling op, raasde, donderde en bliksemde, maar ging liggen op het moment dat mijn moeder haar laatste adem uitblies. De prachtige wals die jullie zo gaan ho ren heet 'Belle of the Ball'. Ze werd in 1951 geschreven door Leroy Anderson en zal voor altijd mijn 'mama-liedje' blijven. Als peuter hoorde ik haar voor het eerst als catwalk music bij de vele modeshows waar mijn moeder me in Djakarta mee naartoe nam. Later in het saaie kille Slotermeer, terwijl ik bij de kolenkachel zat te rillen en mijn moeder het huis liep te stofzuigen, schalde 'Belle of the Ball' uit onze beige distributieradio, en weer later, in het zonnige Californië, tetterde ze uit de autoradio van onze reusachtige oude Pontiac Star Chief die Lilian, onder het stuur door kijkend, zigzag gend over de zinderende freeways laveerde. Vervolgens verdween 'Belle of the Ball' uit mijn zicht, maar sinds ik haar in de jaren '80 herontdekte, draai ik haar vrijwel dagelijks, en denk dan aan mijn kleine, dappere moe dertje die ik bijna 63 jaar lang mijn allerbeste maatje mocht noemen en die ik nu vreselijk zal gaan missen. Vaarwel m'n lieve schat, vaarwel m'n mooie 'Belle of the Ball'. En vergeet niet te spugen op de kade! Deze speech sprak Mark Boon uit tijdens het afscheid van Lilian Ducelle op 10 augustus 2013. september 2013 15 Moesson #3 september 2013.indd 15 28-08-13 11:34

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2013 | | pagina 15