VIVERE PERICOLOSAMENTE
Zoals de meeste Indo's blijven de Van Zele's
tijdens de Japanse bezetting buiten het
kamp. Ook hen is het verdriet niet bespaard
gebleven: jongste dochter Hetty overlijdt
in 1943 tijdens een astma-aanval. Lilian
is op dat moment op de fiets wanhopig
op zoek naar medicijnen - tevergeefs. Bij
thuiskomst loopt de baboe haar huilend
tegemoet: 'Non soedah meninggal'.
'Het verhaal van onze oorlog', zou Lilian
jaren later in Moesson terugblikken/is
geschreven in onze herinnering en herin
neringen zijn geen bewijs. Ook wij zijn
geen bewijs. Onze gedenkstenen zijn de
kalistenen.' En toch, in Moesson zorgde zij
ervoor dat de verhalen van buitenkampers
vastgelegd werden - lang voordat de weten
schap ook maar van hun bestaan vermoedde.
'Onze oorlog is nooit een zegetocht geweest',
schrijft zij ergens anders, 'maar een martel
gang van nog-niet-verslagenen.' Tijdens de
bersiap-periode zitten de Van Zeles weken
lang opgesloten in hun huis. Een enkel geluid
en dan zullen de pemoeda's merken dat ze er
nog zijn en het gezin uitmoorden. De angst
verlamt iedereen. Op Bloedige Maandag
fietst Lilian door de stad, op zoek naar haar
broer. Moeder Johanna smeekt haar dochter
niet te gaan, maar de onzekerheid over zijn
lot is onhoudbaar. Het is onwaarschijnlijk
stil op straat, maar rijdend langs de Sim
pangclub hoort ze de jongens en mannen
gillen en schreeuwen terwijl ze gemarteld
en vermoord worden. Ze maakt de slag om
Soerabaja mee, opgepropt in een huis aan
de Mulolaan met zo'n honderd vrouwen en
kinderen totdat Gurkha's hen komen bevrij
den. Eerder bevond ze zich ook nog eens in
het Oranjehotel ten tijde van het beruchte
vlagincident. Lilian is een ooggetuige van de
geschiedenis.
Als zovelen heeft Lilian na de oorlog het
gevoel de verloren tijd in te moeten halen.
Wat heeft ze nu eigenlijk van de wereld
gezien? Met piano en broer Lud vertrekt ze
in opdracht van Welfare naar Bali om voor de
Gadja Merahs te zingen. Met haar typema
chientje en een kist boeken reist ze Java rond.
Eerst als oorlogscorrespondent voor de Rege
ringsvoorlichtingsdienst (RVD) en vervolgens
voor de Leger Voorlichtingsdienst (LVD) in
Djakarta. Hier, bij het blad Wapenbroeders,
ontmoet ze hoofdredacteur Jan Boon, die ze
al snel zal vergezellen op zijn straatslijperijen
tijdens het hete Djakartaanse middaguur.
Ook zal ze voor de Vrije Pers gaan werken,
waar ze in 1947 voor het eerst haar pseudo
niem gebruikt. Tjalie en zij gebruiken zoveel
pseudoniemen in die dagen dat ze zelfs
regelmatig aan elkaar voorgesteld worden
door verwarde wederzijdse kennissen. Tante
Ann, Lilly Ann, Lizèle; het zijn slechts enkele
schrijversnamen van Lilian in die jaren. Begin
'49 vergezelt ze Tjalie naar Kediri, waar hij
hoofd RVD is geworden en verantwoordelijk
voor de wederopbouw van de regio na de
tweede politionele actie. Voor een extra zes
gulden gevarengeld per dag trotseert Lilian
snipers en landmijnen, en ziet ze vermoorde
jonge Hollandse soldaten - waarover ze
opmerkt: 'Mensen aan stukken gesneden
verliezen alle menselijkheid'. Vanuit Kediri
schrijft ze in 1949 een serie artikelen voor De
Nieuwe Courant over haar belevenissen in
het gehavende gebied. Later zal ze de periode
van '45 tot '54 omschrijven als 'een tijd van
steeds weer afscheid nemen en opnieuw
beginnen.'
Met de overdracht in zicht koopt ze een
klein huisje van bamboe, gedek en atap in
Kampong Sangla, twee kilometer buiten
Den Pasar op Bali. Ook Tjalie komt langs,
maar waarschuwt haar snel weg te gaan.
Bali is nogal onrustig in die dagen en net
voor haar vertrek vinden dan ook de Bali-
moorden plaats.
Lilian leidt het leven dat Tjalie als ideaal
ziet, des te meer na zijn krijgsgevangen
schap. Wat hij zou willen, doet zij gewoon:
viverepericolosamente, met als bagage
slechts een typemachientje en een kist
boeken. Maar Tjalie voelt zich beknot door
alledaagse verplichtingen en verantwoorde
lijkheden. Hij vervreemdt hierdoor van zijn
tweede echtgenote en het huwelijk staat
onder druk. 'Je bent de enige vrouw bij wie
ik me vrij voel', zegt hij tegen Lilian. De vonk
springt over tijdens een bokswedstrijd. Wat
vindt hij dan haar beste eigenschap?, wil zij
weten.
'Dat je een uur lang zonder moeite kunt
zwijgen', zegt Tjalie.
'Wel twee uur', antwoordt Lilian, 'gaan we
vanavond naar de bioscoop?'
'Okay, kid.'
Lilian en Tjalie zijn als Bogey Bacall.
In 1950 vertrekt Lilian naar het einde van de
wereld, het houtkapgehucht Sampit. Tjalie
beseft dat hij, als hij zijn ideale leven wil
leven, nu toch echt een keuze moet maken.
Hij reist haar achterna.
'Waarom zoek je een boek? Je kunt nog
niet eens lezen!' Het journalistieke werk
van Lilian Ducelle is verzameld en uitge
breid ingeleid in Doe maar gewoondan
doe je al Indisch genoeg. 160 pagina's,
uitgegeven door Moesson. Verkrijgbaar
door overmaking van 21,95 euro (inclusief
2 euro verzendkosten) op ING 6685 t.n.v.
Moesson in Amersfoort en o.v.v. Lilian
Ducelle. Haar verhalenbundel De M van
Martha (99 pagina's) ontvangt u er dan
gratis bij.
28 Moesson
Moesson #3 september 2013.indd 28
28-08-13 11:49