HET MOOISTE VAN... 'Nu kunnen we van hieruit op ons gemak een huis zoeken. Ga jij maar naar jouw toko, voor de ambtenaar van de Burgerlijke Stand zorg ik wel.' Tjalie's optimisme was onstuitbaar als een Sherman tank. 'Ik wil niet vervelend zijn', zei ik, maar wat dacht je hier te willen doen? Werken?' 'Daar dacht ik niet in de eerste plaats aan. Ik ga hier schrijven, ik barst van de verhalen, ik móét hier schrijven, ik kan hier schrijven, weet je, ik heb van zo'n plaats als Sampit gedroomd. We kunnen heel zuinig leven, ik weet zeker dat we het met jouw salaris en het beetje dat ik nog heb kunnen uitzingen. De kinderen konden dezelfde week al naar de Bruynzeel school, dat was dus in orde en twee dagen later kwam Tjalie me met een triomfantelijk gezicht afhalen van het werk: 'Ik heb een huis gevonden!' Het Huis stond aan een weg die parallel liep met de kade en als het vloed was kreeg je het water subiet uit de eerste hand. Dus stond het huis op vrij hoge palen. 'Heb je het al van binnen gezien?' 'Neen nog niet, dat doen we samen toch?' Het gevoel van geluk dat ik toen had zal ik nooit vergeten. Een man waar ik eeuwig van wilde blijven houden, een gezin en een eigen huis. Op palen nog wel liefst. Maar eerst moesten we een trapje op. Dat was niet zo makkelijk als ik het hier zeg. Acht treden waarvan er drie ontbraken, drie opeenvol gende. Kunt u een stap van een meter in de lucht maken? Krankzinnige gewaarwording, er is een trap, er zijn treden, maar je hebt er niets aan. Tjalie kwam direkt met twee planken aan. Als er iets was waar Sampit rijk aan was, dan was het wel planken. Om het huis lagen er plenty. 'Zo' zei Tjalie, 'klimmen maar jongens'. Als loetoeng apen die op klap- perplukken waren uitgestuurd, klommen we tegen de planken op, het huis binnen. Een bouwval zoals ik alleen in griezelfilms was tegengekomen. De duisternis viel mee om de doodeenvoudige reden dat de meeste ramen weggerot uit de hengsels hingen. Een Hij liep met ons mee, gaf ons de sleutel. 'Oké?' 'Beres, bedankt kerel', zei Tjalie, of ze elkaar al jaren kenden. Misschien kunnen ze me wel ergens gebrui ken, desnoods als havenkoelie, maar ik wil hier eerst schrijven. 42 Moesson Moesson #3 september 2013.indd 42 28-08-13 11:50

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2013 | | pagina 42