HET MOOISTE VAN. het dak wilde repareren. Te gevaarlijk. Tjalie was gaan praten met Tjilikriwoet, het bestuurshoofd van district Sampit. Een vrien delijke, keurig Indonesisch sprekende Dajak. Ja, er zou een ambtenaar uit Bandjarmasin komen en die zou ons kunnen trouwen. Hij, Tjilikriwoet zou getuige zijn en dan moesten we er nog een hebben. Modderman was er helaas niet meer, dus werd het de man van personeelszaken, At. 'Je mag kiezen welke bruidsjurk ik zal aantrekken' zei ik. 'Een spier witte die vanaf het middel lichtbruin is (de jurk waarmee ik de dag van aankomst in de sloot tjompte) of een lichtblauwe, heel mooi geborduurd van voor met een grote zwarte weer-vlek op de rug.' 'De blauwe maar, dan hou ik mijn hand wel op de vlek.' 'Hoeft niet, er loopt toch niemand achter ons?' De ambtenaar, een klein mannetje met een donkere bril sprak wel Nederlands maar eigenlijk liever niet. We gingen aan een 44 Moesson tafeltje zitten in het kantoor van Tjilikriwoet en de ambtenaar las de huwelijksacte voor. Dat wil zeggen, hij zei een paar regels en onderbrak die met een vraag aan Tjilikriwoet. Die zei iets terug waarop de ambtenaar hem weer antwoordde. Dat ging zo over en weer, minuten lang. 'Potdorie', zei Tjalie, 'ze zitten over hout en rubberleveranties te praten, zijn ze nu hele maal beduveld!' Hij riep de heren tot de orde en met een 'ma'af' werd onze huwelijksceremonie beëin digd. At overhandigde ons namens de Bruyn- zeel personeelsvereniging een geschenk. Toen ik thuis de doos open maakte bleken het twee sierlijke verzilverde vaasjes te zijn. Tjalie bekeek ze lang en aandachtig. 'Het zijn altaarvaasjes. Ze houden hier zon dags toch wel een dienst in de Soos?' Het waren inderdaad altaarvaasjes. Ik heb ons enige huwelijksgeschenk heel lang be waard, ze werden in Sampit wel ogenblikke lijk zwart. 'Wat heb je daar leuke altaarvaas jes' zeiden mijn kennissen later, 'waar heb je die vandaan?' Als ik zei 'Sampit' dachten ze dat ik grappig wilde zijn. Toen de kinderen van school kwamen trak teerde ik ze op chocoladepudding met vanil- levla. Die deze keer niet geschift was, omdat ik blikjesmelk en custard had gebruikt. De volgende dag ging ik weer naar de toko, de kinderen naar school. Het weggetje voor ons huis was een modderpoel. Planken werden kris-kras over de weg gelegd, dan had je tenminste nog enige vastigheid. Tot aan het eind van de weg waar we links om moesten hoorde ik de schrijfmachine van Tjalie rate len. Hij was gelukkig. Ik ook. 'Sampit!, Wie woont er nu op Sampit' werd in Moesson van 15 november 1989 gepubliceerd en in de verzamelbundel Doe maar gewoon, dan doe je al Indisch genoeg. Moesson #3 september 2013.indd 44 28-08-13 11:50

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2013 | | pagina 44