Indisch Moeder Familie Familiegeschiedenis Oma Multiculturele samenleving Pinda Toko Pedis Nadja: Mensen vragen mij soms of ik iets Indisch heb. Maar zo noem ik mezelf nooit, al vind ik mezelf ook niet Hollands. Bodil: Ik gebruik dat woord ook nooit. Mijn familie had het altijd over Indonesië en Indonesisch. Nadja: Ik ben er nooit zo mee bezig geweest, maar als Bodil het tijdens de repetities over Indonesische mensen heeft, verbeter ik dat meteen in Indisch. Bodil: Ja, dat doet ze. Nadja: Als je Indisch bent, ben je gemengd. Dan heb je verschillende culturele ach tergronden. Indonesisch betekent dat je helemaal Indonesisch bent. Leg ik dat goed uit zo? Bodil: Mijn moeder is eigenlijk Chinees. Er zit heel in de verte een Indonesische oma in de familie, maar verder zijn het allemaal Peranakan Chinezen. Mijn moeders familie heet Oei. Voluit heet ze Oei Tjoe Hwa - dat is de Chinese volgorde. Wij zouden zeggen Tjoe Hwa Oei. Nadja: Mijn moeder is Indisch. Haar familie heet Schalling. Ze komen uit Soerabaja. Maar als je nog meer daarover gaat vragen, ben ik bang dat ik het antwoord niet weet en dat ik iets verkeerds ga zeggen. Nadja: Pas nu we dit stuk aan het maken zijn, kan ik me er iets bij voorstellen dat mijn familie uit een ander land komt en dat ze zijn geëmigreerd. Dat heb ik altijd maar gewoon aangenomen. Bodil: Mijn opa is in 1850 naar Sumatra is ge komen. Daar had hij een kruidenierswinkel, mijn moeder zegt altijd: een soort Dirk van den Broek. Mijn oma is op Sumatra geboren. Ze woonden in Benkoelen. In 1951 zijn ze naar Nederland gekomen. Bodil: Daarin gaan we in de voorstelling al lebei naar op zoek. En beiden doen we dat op een heel eigen manier. Nadja: Als ik verhalen over mijn familie vertelde vonden andere mensen dat altijd leuk, maar ik had geen idee wat ik wilde uitzoeken. Bodil: Nadja stuurde me een e-mail om sa men een voorstelling te maken. Ik heb eerder een stuk gemaakt over mijn Surinaamse familie, Orgeade Overzee, dat ging over de fa miliegeschiedenis van mijn vader. Maar daar was er meer afstand omdat het over mijn oudtantes ging. Nu komt het veel dichterbij. Nadja: We kenden elkaar niet echt, maar we hadden elkaar weleens in het theater en de kroeg ontmoet en dan begonnen we meteen met een Indisch accent te praten. Ik werd daar altijd heel vrolijk van. Bodil: Ja, dat was heel herkenbaar. Het ging altijd over eten, tantes en onze oma. Bodil: We woonden in dezelfde flat als onze oma. Wij op vier hoog en mijn oma op twee hoog, samen met een ongetrouwde oom die tot zijn dertigste bij haar inwoonde. Toen hij eindelijk op zichzelf ging wonen, verhuisde hij naar de zesde verdieping maar bleef hij elke avond wel bij mijn oma eten. Totdat hij een vrouw kreeg, toen bleef hij boven. Mijn oma kookte ook vaak voor ons. Dan belde ze dat ze nasi kuning had gemaakt en dan gingen wij met de rantang naar beneden. Nadja: Mijn oma pakte je altijd stevig beet en dan kneep ze in je wangen. En ze had van die lange nagels. Aduh! Als mensen vragen of ik haar wil nadoen, dan voelt dat een beetje of ik haar uitbuit. Maar bij Bodil is dat anders. Want die begrijpt het. Bodil: Mijn oma is inmiddels overleden. Een oom aan wie ik altijd alles aan kon vragen ook. Aan mijn moeder vragen, vind ik lastig want dat is te direct. Toch wil ik met deze voorstelling wel iets toe te voegen hebben. Naast de lol die we samen hebben over al onze familieverhalen die we in een vrolijke potpourri stoppen, met wajangpoppen en Chinese liedjes, moet er ook iets anders bij komen. Iets dat te maken heeft met de vraag over identiteit. Bodil: Ik woon in Nederland en ben hier opgegroeid. In mijn gewoontes ben ik Neder lands, maar mijn afkomst is dat totaal niet. Ik ben me daar altijd wel bewust van geweest. Ik ben zelf heel multicultureel, er is geen druppel Nederlands bloed in mij. Nadja: We lopen hier echt achter. Ik was net in New York. Daar zie je alles door elkaar. En ik merk dat ik er ook gevoelig voor word, nu met die hele Zwarte Pieten-discussie en dat gedoe met Gordon en die Chinese jongen, dat gaat me toch aan het hart. Bodil: Een scheldwoord. Dat komt eigenlijk van de eerste Chinezen in Nederland die dat gingen verkopen op straat. Lekka-lekka-pin- da-pinda. Dat begon al in de jaren '20. Nadja: Pinda's mogen dat tegen elkaar zeg gen. Ik ken best wel wat pinda's aan wie je helemaal niet ziet dat het pinda's zijn en die mogen het van mij ook zeggen. Maar een blanke mag dat niet. Ook niet als grap. Dan vind ik het niet kunnen. Bodil: Als dat tegen mij werd gezegd, vond ik dat helemaal niet fijn. Wat zeg je? Pinda, pinda poepchinees? Nee, dat is gelukkig nóóit tegen me gezegd. Nadja: Ik ben één keer uitgescholden voor Turkie, Turkie onderjurkie. Toen was ik tien. verder ben ik nooit aangesproken op huids kleur. Bodil: Toko Bandung in Osdorp waar mijn moeder nog altijd woont, vind ik nog steeds geweldig. Ik moest vroeger alles halen bij Toko Bandung. Voor mijn oma nog even kroe poek halen. Altijd ongebakken natuurlijk. Nadja: Bij een toko kun je aan de snacks zien of die goed is. Als ze goede snacks hebben is het eten ook goed. Nee, ik kook zelf nooit In disch. Ik eet het ook niet zo vaak. Ik ben meer iemand van gebakken aardappeltjes... Nadja: .maar dan wel met sambal ja! Bodil: Als kind hield ik er niet van. Mijn moe der heeft echt geprobeerd om het mij lekker te laten vinden. Maar ik ben het pas na mijn achttiende gaan waarderen. Nadja: Ze heeft tijdens de repetitie een hele peper gegeten om te kijken wat het met je doet. Ze bleef heel dapper en het viel wel 32 Moesson Moesson #7 januari 2014.indd 32 23-12-13 15:55

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2014 | | pagina 32