Column Poirrié's Perikelen Glaasje bandrek badjigoer 7 r/ r^. ,a..- -7 - Ik heb laatst de zoveelste herhaling van Rambo's vlucht uit een Viet- cong krijgsgevangenkamp gezien, op tv. Wat een nep. Geef mij maar Kees. Dat was ook een geduchte uitbreker, maar die beschadigde niemand en maakte er niet zo'n puinhoop van. Kees was een adonisachtige djago pentjak tevens smokkelaar van Indische geboorte. In 1943 kwam hij bij ons in Bandoeng. En wel in barak K2 van het 15e bat, waar ene Rhemrev de scepter zwaaide en de handen vol aan hem kreeg. Kees had namelijk een hekel aan gezag, vooral het Japanse. Dat hadden wij ook, maar geen van ons durfde het zo te tonen als hij. Dat bleek uit de drie vluchtpogingen die hij ondernam. Waarvan de eerste strandde, doordat hij vast kwam te zitten in de rioleringsbuis die vlak voor de schildwacht bij de hoofd poort langsliep. En de tweede toen hij een geschikte uitvalsbasis had gevonden in de slaapkamer van een beeldschone Soendanese baboe van de Japanners die aan de kamprand woonden. Kreeg hij helaas een innige relatie met haar en werd dat door de jaloerse djongos van de Japanners ontdekt en verraden. Hoe Kees de bestraffingen van beide doodzonden kon doorstaan en niet met de benen vooruit het kamp uit hoefde te worden gepiekeld, zal wel een raadsel blijven. Maar ik ben ervan overtuigd dat het te danken was aan zijn boven menselijk incasseringsvermogen en de zwerm beschermengeltjes die hem bleef vergezellen. Wie dacht dat Kees zijn lesje had geleerd, vergiste zich net zo als degene die geloofde dat we na één djagoeng-oogst zouden wor den bevrijd. Maar het duurde wel zowat een jaar voordat hij een derde vluchtpoging ondernam. In Tjimahi, middels een reprise van de aloude verdwijntruc met een plaatsvervanger. Die ingeleid werd door enkele naïeve, voorheen bemiddelde tawanans die Kees hun zorgvuldig verstopte trouwringen en wat kostbare munten als smokkelwaar meegaven. Maar alras te horen kregen dat hij bestolen was en ze alles kwijt waren. Waar Kees zelf zo ziek van was dat hij (of zijn plaatsvervanger) van top tot teen in zijn deken gerold op zijn tampatje bleef liggen. Twee dagen en drie nachten lang. Toen viel het doek en bleef zijn tampatje leeg. Kees was foetsjie. De Japan ners kregen hem deze keer niet te pakken. Maar misschien hadden ze geen zin meer om achter die recidivist aan te gaan. Een halfjaar tje later hoefde het ook niet meer, toen was de oorlog afgelopen. Van Kees ging later het gerucht als zou hij zijn omgekomen bij een schietpartij met de politie. Kees de Groot: het is zijn echte naam. In Bandoeng lag hij schuin tegenover me, in Tjimahi vlak naast me. Daarom heb ik soms nog nachtmerries van die laatste stunt van hem. Toch mocht ik hem graag. Moest vaak vreselijk om hem lachen. Want hij kon zich aan stellen als een circusclown, maar dan wel één met het hart van een leeuwentemmer. Ik hoop ook dat er niks waar is van dat gerucht. En hij van de opbrengst van die 'gestolen' kostbaarheden een riant goeboek-je heeft laten bouwen. Hoog in de koele Preanger, bij zo'n gezellig klaterend bergbeekje. Waar hij en zijn beeldschone atjeuk bij een glaasje bandrek badjigoer zitten te ginnegappen over zijn stre ken van weleer. Kan Rambo niet aan tippen, met al die spierballen van hem. Jack Poirrié groeide op in Batoeradja en woont sinds 1951 in Nederland. Elke maand schrijft Jack Poirrié in Moesson over zijn perikelen. februari 2014 19 Moesson #8 februari 2014.indd 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2014 | | pagina 19