Column
Poirrié's Perikelen
Poekoel teroes mag ook
7 r/
r^. ,a..-
-7
-
Is alweer 72 jaar geleden dat je een gesprek had met een van de twee
gewonde KNIL-militairen in het Solose hospitaal Ziekenzorg. Was
eigenlijk een bizarre toestand, want de jap stond praktisch voor de
deur.
Van die gewonde militair, een mitrailleurschutter, vernam je hoe hij
en zijn helper de Japanners partij hadden gegeven bij een kapotte
brug over de kali Solo. Tot ze moesten terugtrekken en het groepje
waarin ze verzeild raakten werd getroffen door een mortiergranaat.
Een verhaal uit de eerste hand, dat boven kwam drijven toen je in
het boek Nederlandsch-Indië in den Tweeden Wereldoorlog van H.V.
Ouispel las hoe een zwakke KNIL-eenheid met 'enige' mitrailleurs en
één anti-tankkanon twee vijandelijke colonnes volgepakte transport
auto's en pantservoertuigen had vernietigd, bij een vernielde brug
over de kali Solo. Maar daarna was teruggetrokken om niet te wor
den omtrokken door de elders overgestoken sterkere Japanners. Was
dat de zoveelste vermelding van een ongelijke strijd, maar ook het
zoveelste aanhalen van een terugtocht, waartoe het KNIL herhaalde
lijk werd gedwongen bij de verdediging van het enorm uitgestrekte
territorium tegen een veel sterkere vijand. En die ook even vaak als
onterecht als oneervol werd en wordt bestempeld.
Hoor je de geluiden van de nachtelijke gevechten in het buitenge
bied van Solo weer en zie je ook weer hoe bij dagaanbreken een
kleine, met takkenbossen gecamoufleerde KNIL-colonne over de
Grote Postweg wegtrekt. Ben je er niet weinig trots op dat die kleine
strijdmacht het zonder zware wapens, pantservoertuigen of andere
ondersteuning een hele nacht heeft uitgehouden tegen de voorhoe
de van een oorlogservaren Japanse stootbrigade. Maar besef je ook
dat het de laatste stuiptrekkingen waren van het oude, vertrouwde
leger. En probeer je je voor te stellen wat er door je vader moet zijn
gegaan, toen hij bij het afscheid nemen de spanning trachtte te
doorbreken met een bijna vrolijk: 'Alles sal regkom, we gooien de
karabijn aan de kant en slaan de Japanners met de klewang er uit.'
Terwijl de boel al op instorten stond. En al moest hij nog wel van
'zijn' bataljon weg, om het regeringscentrum Bandoeng te helpen
verdedigen. Door met een detachement Soendanese rekruten, die
nog nooit een schot hadden gelost, de infiltratie van Japanse para
chutisten tegen te gaan. In het berggebied halverwege Lembang,
waar ze om de haverklap dekking moesten zoeken voor de rondkrui-
sende zero's. Een volkomen zinloze opdracht, vond hij, waarvan de
uitvoering hem uit handen werd genomen door de capitulatie. Of,
zoals hij later schreef: 'Heb ik gelukkig geen parachutisten op hoeven
te ruimen, want die kwamen niet. En indien zij wel waren gekomen,
hadden zij mij opgeruimd. Want ik beschikte over geen enkel auto
matisch wapen, zelfs niet over handgranaten.'
9 maart 1942, de formele capitulatie van het KNIL: Voor velen een
verbleekt stukje koloniaal verleden. Voor ons het startschot van
een acht jaren in beslag nemend proces, waarin onze samenleving
overhoop werd gegooid en we ons geboorteland kwijtraakten. Maar
wat ons niet deed versagen. Mogen we best trots op zijn. Moeten
onze tjoetjoes ook maar goed onthouden. En doorgeven onder het
motto: 'Alles sal regkom, we slaan ons overal
doorheen.' 'Poekoel teroes' mag ook.
Jack Poirrié groeide op in Batoeradja en woont
sinds 1951 in Nederland. Elke maand schrijft Jack
Poirrié in Moesson over zijn perikelen.
maart 2014 19
Moesson #9 maart 2014.indd 19