INTERVIEW
Once upon in the East heet de nieuwe
muziektheatervoorstelling die Het Volksope
rahuis deze zomer op De Parade speelt. Met
de voorstelling presenteert Jef Hofmeister
(Amsterdam, 1957) opnieuw een Indisch on
derwerp aan een breed publiek. In 2011 stond
hij op De Parade met de voorstelling I.N.D.O.
(In Nederland Door Omstandigheden) waarin
hij het Indische verhaal vertelde. Daarmee
bereikte hij een publiek dat weinig afweet
van de koloniale geschiedenis en de komst
van ruim 300 duizend Indische Nederlanders
naar Nederland.
In zijn nieuwe voorstelling, die Jef samen
met regisseur Kees Scholten, wajangspeler
Rop Severien en danseres Wulan Dumatubun
maakt, speelt de Nederlandse soldaat Jan -
Poncke - Princen een belangrijke rol. Princen
deserteerde uit het Nederlandse leger en
vocht mee met de Indonesische vrijheids
strijders. Ook lieten de makers zich inspireren
door het verhaal van Saïdja en Adinda uit de
MaxHavelaar. Het Volksoperahuis presen
teert de voorstelling als een 'eastern': een
spannende variant op de western, die zich
afspeelt in 'De Oost'.
Waarom een voorstelling over Poncke
Princen?
'Ik loop al jaren met het idee rond om iets
met hem te doen. Na I.N.D.O. bleven de Indo's
in het publiek altijd hangen en dan kon
digde ik dat alvast aan: Let op, de volgende
voorstelling gaat over Poncke Princen! En dan
kreeg ik toch een bak stront over me heen,
niet te geloven. "Waarom over hem? Waarom
over die klootzak? Gelukkig dat die smeerlap
dood is. Dan kun je beter iets over Westerling
maken." Ik dacht: wat gebeurt hier allemaal?
Ik was verbaasd over zoveel boosheid.'
Wist jij dan wel wie Poncke Princen was?
'Een beetje. Maar ik had een heel ander beeld
van hem. In mijn naïviteit was het een soort
Che Guevara. Eindelijk een Hollander die wél
een keer gelijk had met z'n vingertje. En ie
mand die de consequenties daarvan nam en
daarin zelfs zo ver ging dat hij op zijn eigen
mensen schoot. Dat dacht ik toen. Maar als
je jezelf gaat verdiepen in zo'n figuur, begin
je wel te begrijpen waar die antipathieën
vandaan kwamen.'
Wat wist je van de Bersiap?
'Niets. Door Poncke Princen ben ik me in die
Bersiap gaan verdiepen. En toen kwam ik bij
een onderwerp, dat me nog veel meer aan
het hart ligt. Holy shit. Bij het feit dat mijn
ouders en hun generatie door de inwoners
van het land zelf werden aangevallen. Mijn
ouders hebben altijd in geuren en kleuren
over het kamp verteld. Mijn oma vertelde dat
ze door de jappen werd opgehangen, met
een krokodil onder zich, want ze wilde niet
met de Japanse kapitein naar bed. Allemaal
verteld en iedereen maar lachen. Maar niet
over de Bersiap. Geen woord. Daar ligt het
taboe. Het was broedermoord. Daar ligt de
diepste pijn: dat ze door hun halfbroers en
-zusters met bamboesperen werden door
stoken.'
Best een zwaar onderwerp voor een
voorstelling op De Parade.
'Natuurlijk is het een heftig onderwerp. Daar
om gebruiken we ook wajangspel omdat je
daarmee dingen op een lichte manier kunt
laten zien. Via die schaduw kunnen we tot
een soort lichtheid komen. Je kunt gewoon
laten zien hoe de ene pop de andere met een
bamboespeer doorsteekt en dan blijft het
toch dragelijk, terwijl als je dat echt op het
toneel gaat doen... Ik vind dat niet mooi, als
mensen elkaar op toneel afmaken.'
Je bent voor deze voorstelling naar
Indonesië gegaan. Wat verwachtte je
daar aan te treffen?
'Ik ben ernaar toe gegaan met het idee:
Oké, jullie haatten ons, haten jullie ons nog
steeds? Ga ik dat voelen? Vanuit de Indonesi-
ers heb ik het niet gevoeld. Helemaal niet!'
Je was voor het eerst in Indonesië?
'Twintig jaar geleden was ik er ook. Maar
toen had ik me nog niet in de onafhankelijk
heidsstrijd verdiept. Ik liep daar een beetje
rond met het idee: ik ben er trots op dat ik
hier mijn roots heb en dat ik in een Azia
tisch land ben, waar ik een beetje hoor. En
overal riep ik: Ja, ik ben een halfbloed, ik ben
een halfbloed! Ik was zo naïef. En op zich is
naïviteit nog wel oké: bij jongeren van derde
generatie is die naïviteit oké. En bij jongeren
in Indonesië ook. Want ze weten niks. "Oh,
je bent orang campur, oké. Leuk." En als ik ze
dan uitleg wat er is gebeurd, dat er ooit een
Nederlander is geweest die in hun parlement
heeft gezeten vlak na de proklamasi, zeggen
ze: "Hoe dan? Wie dan? Hoe heet hij dan?
Poncke Princen? O, dan ga ik hem googlen."'
Weten ze ook wat een Indo is?
'O jawel hoor. Want die wonen daar nog
steeds. In Jakarta had ik een confrontatie
met een Indo die daar is gebleven. Dat was
heftig. Ik dacht oké: dit wordt vechten of
rennen. Hij kijkt me vernietigend aan. Hij
zegt: "Jij bent ook Indo, ik ook. Wat doe je in
mijn straat?" Ja, dat was heftig. Pure afgunst.
Hij moet sappelen in Jakarta. Ben je weleens
in Jakarta geweest? Dat is de hel. Ja, zie daar
maar je hoofd boven water te houden. Ik
kan reizen, ik kwam daar kijken, ik heb het
makkelijk. We zaten gewoon op straat bij een
tentje bier te drinken, in een Menadonees
wijkje in het centrum, Kramat Raya 5 B, een
christelijk wijkje. Ik voelde zijn afgunst. Voor
hem was ik een Indo die naar luilekkerland is
vertrokken en nu even terug kwam om daar
rond te kijken. Je voelde het gewoon, zoals
een Indo matagelap kan worden. En hij werd
het. Zijn zus ging hem kalmeren en toen
werd hij rustig. Daarna kwam bij ons zitten
juli 2014 15
Moesson #1 juli 2014.indd 15
27-06-14 15:45