Column
Poirrié's Perikelen
Rin en de momoks
Ik weet niet of het nog zo is, maar in tempo doeloe was de Gordel van
Smaragd vergeven van de momoks, zaïfios en genderoewo's. Vooral wij
Indische kinderen gingen gebukt onder de dreiging van die afzichte
lijke monsters uit de Indonesische geestenwereld.
Dat kwam voornamelijk door de talloze spookverhalen die, anders
dan de zoetsappige happy-end sprookjes van het Doornroosje- en
Sneeuwwitje-genre, van een gruwelijk horrorgehalte waren en regel
matig over ons uit werden gestrooid door onze baboes; toegewijde
vrouwen die goed op de hoogte waren van het reilen en zeilen van
die monsters en hun kennis graag met ons deelden. Bij ons was het
kokkie Rin, die ons soms de stuipen op het lijf joeg. En ma de weg
wees als die in haar radeloze onmacht geen argumenten meer kon
verzinnen om mij ergens van te weerhouden.
Net als in Kotaradja. Was het hoogwater en liet ik me aan tafel per
ongeluk ontvallen dat mijn vriendje Joop en ik van plan waren een
vlot van pisangstammen te bouwen om er de kali achter ons huis
mee te bevaren. Maakte mijn slimme moeder handig gebruik van die
domme loslippigheid en schotelde me een spannend stukje verleden
voor. Van begin 1900, toen ze met haar ouders op het door de kali
Tjiliwoeng doorsneden en inmiddels van de aardbodem verdwenen
landgoed Kedong Badak bij Bogor woonde. En ze ook gek was op
water. Zo gek zelfs dat haar lievelingsbaboe haar herhaaldelijk moest
waarschuwen voor de goeloengan tikar, een griezelig waterwezen
dat zich ter hoogte van de roemah besarvan het landgoed in een
draaikolk van de Tjiliwoeng ophield en onvoorzichtige meisjes als
een 'opgerold slaapmatje' mee de diepte in nam als ze daar gingen
pootjebaden. Fluisterde baboelief haar ook iets in over de angst
aanjagende water-momok met de lange grijpklauwen, die nabij een
kapotte watermolen in het donkere water van een doodlopende
kreek op de loer lag en menig argeloze wandelaar van het aanliggen
de voetpad had gegraaid en onderwater gehouden tot ie dood was.
Bangmakerijen waarvan ma later begreep dat ze bedoeld waren om
haar weg te houden van die gevaarlijke plekken. Maar dat vertelde
ze er niet bij, aan tafel.
Is voor onze moderne, rationeel denkende jongeren allemaal larie
koek, maar dat is ze niet aan te rekenen. Die hebben immers nooit
net als wij meegemaakt hoe een oude baboe met een doorgroefd
gelaat op een maanverlichte tropennacht, gezeten op haar dingklik,
met krakende stem en geweldige mimiek een zwoele sfeer wist te
scheppen voor de door haar opgeroepen momok, hantoe,gen-
deroewo of andere griezel. Daar kreeg zelfs de meest notoire brandal
hartkloppingen van.
Die vlotvaart in Kotaradja ging trouwens niet door. Ik weet het niet
zeker, maar ik denk dat mijn vrees voor de goeloengan tikar en de
water-momok daar toen toe heeft bijgedragen. Daarom was het
ook oerstom dat ik in 1948 tóch een vlotvaart ondernam op de kali
Kommering. Die bijna fataal afliep en waarbij Sjahdoellah me nog
net uit het water kon vissen. Gelukkig zaten daar geen watermon
sters uit de Indonesische geestenwereld en bevonden we ons vlakbij
Batoeradja, waar ze al een tijdje geen krokodillen hadden gezien.
Jack Poirrié groeide op in Batoeradja en woont
sinds 1951 in Nederland. Elke maand schrijft Jack
Poirrié in Moesson over zijn perikelen.
december 2014 17
Moesson #6 december 2014.indd 17
27-11-14 19:50