Reggie Baay debuteerde op zijn vijftigste als schrijver en werkt sindsdien gestaag aan een Indisch oeuvre. INTERVIEW 'Ik wil mezelf kenbaar maken' Door Ricci Scheldwacht Fotografie Amke Dat dit een vruchtbaar gesprek zou worden, werd dui delijk toen schrijver Reggie Baay binnen vijf minuten zijn eerste prikkelende uitspraak deed. 'De meeste Indo's beseffen het niet, maar ze zijn afstammelingen van armoedzaaiers. Van poepscheppers, turfstekers en scheepstimmerlui. Wat ze zich niet realiseren is dat Europeanen niet naar Indië gingen uit luxe, maar puur uit armoede. Naar de kolonie gaan, was voor de meesten een noodsprong naar een ver verbannings oord in de hoop op een beter leven. Het gaat er mij om die hele grote groep zichtbaar te maken. Er liepen in de kolonie ook wel jongens van adel rond, maar die waren meestal verarmd of het zwarte schaap van de familie. Het is ironisch dat Indo's die prat gaan op hun Europese afkomst en hun Aziatische kant veronachtzamen daar vaak geen weet van hebben.' Hij schreef er in 2008 zijn boek De njai. Het concubinaat in Nederlands-Indiëover. Een baanbrekend en belang wekkend werk, dat iedereen die iets wil begrijpen van de Indische geschiedenis gelezen moet hebben. Met zijn boek legde hij iets bloot wat in veel Indi sche families onbesproken bleef: het bestaan van de Indonesische oermoeder, die in iedere Indische familie voorkomt. Als je maar lang genoeg teruggaat in de tijd, vind je haar naam in de familiestamboom. De Europese mannen die naar de kolonie gingen, leefden daar vaak samen met een Indonesische of Chinese vrouw met wie ze tafel en bed deelden, maar niet trouwden. Deze vrouwen worden concubine of njai genoemd. Uit de buitenechtelijke relaties werden kinderen met gemengd bloed geboren. Dat waren de eerste Indo's. In veel gevallen erkenden de vaders hun kinderen en bleven ze samenwonen met de moeders. Maar dat was niet altijd zo. Als de kinderen niet werden erkend, belandden ze met hun moeder in de kampong. Soms erkende de vader wèl het kind, maar werd de moeder weggestuurd. Ook Reggie's oma was een njai. Zijn grootvader was een Indo die een kind verwekte bij een Indonesische vrouw die Moeinah heette. Enkele maanden na de geboorte van de baby werd ze teruggestuurd naar de kampong. Haar kind mocht ze niet meer zien. Een traumatische gebeurtenis in het leven van Reggie's vader, die nooit over zijn moeder heeft willen praten. Pas nadat zijn vader was overleden, vond Reggie in zijn spullen een document dat hem op het spoor zette van het bestaan van Moeinah. In De njai laat Reggie zien hoe willekeurig Europese mannen met hun njai omgingen. Want ook zijn over grootvader leefde in concubinaat. Maar de Javaanse vrouw met wie hij samenleefde en die Parijem heette, behoorde tot de lagere adel. Wellicht dat zijn overgroot vader en overgrootmoeder daarom wel hun verdere leven bij elkaar bleven. 'Het geniale van het boek is dat Reggie met zijn oma de link naar alle Indische mensen in Nederland heeft gemaakt. Alle Indische mensen in Nederland hebben een Indonesische voormoeder. Dat vind ik geniaal bedacht', zei Ernst Jansz, die samen met de schrijver te gast was bij omroep Max. januari 2015 13 Moesson #7 januari 2015.indd 13 20-12-14 08:58

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2015 | | pagina 13