'Ik wil je niet tot last zijn'
'Ik wil een eigen geheugen
hebben. Een eigen verleden'
INTERVIEW
Marion Bloem, Ernst Jansz, Jill Stolk en Adri-
aan van Dis genoemd. Willem Jan Otten
vreemd genoeg nooit. Terwijl Een sneeuw al
in 1981 is geschreven, in '83 voor het eerst is
opgevoerd en bovendien een van de meest
gespeelde toneelstukken van Nederland
schijnt te zijn. Desondanks is het onontdekt
gebleven als tweedegeneratie-literatuur. Een
reden zou kunnen zijn dat het Indische bij
Marion Bloem c.s. telkens terugkeert in hun
werk en er een onlosmakelijk onderdeel van
is gaan vormen. Bij Willem Jan Otten niet.
Hij heeft de afgelopen dertig jaar amper nog
over zijn Indische achtergrond geschreven.
Waarom niet?, vraag ik, in de hoop dat het
niet als een beschuldiging klinkt.
Otten: 'Ik heb een Indische moeder, maar zij
is altijd beducht geweest voor het tempo-
doeloe-achtige en voor slachtofferschap.
Mogelijk dat ik me daardoor nooit ten volle
tweede-generatie-ex-Indisch heb gevoeld,
zelfs niet toen ik Een sneeuw schreef.'
De oorsprong van zijn Indische familie da
teert van halverwege de negentiende eeuw,
vertelt Otten: 'Zoals mijn grootmoeder "Eu
ropa" kon zeggen, zo zei niemand "Europa".
En Holland - mijn moeder en grootmoeder
zeiden nooit Nederland - "Holland" dat werd
altijd een beetje geringschattend uitgespro
ken. Holland had iets provinciaals.
Ik denk dat ik via mijn moeder een gevoel
voor poëzie, voor verhalen heb gekregen,
ook al schrijf ik inderdaad heel zelden over
Indische dingen. Ik heb een poëzie van mijn
moeder. Die poëzie zie ik zelfs in de manier
waarop zij tuiniert. Ze heeft altijd een tuin
gehad, op een volkstuinencomplex, en haar
tuin is altijd anders geweest dan die van
anderen. Weelderiger, geheimzinniger. Dat
ze Indisch is, hoort de goede verstaander
aan haar accent. Ikzelf hoor het vooral als ze
een verhaal vertelt. En dat heb ik van haar
meegekregen. En van mijn grootmoeder:
een beeldende en nabootsende manier van
vertellen.'
Zijn ouders zijn gescheiden toen hij tien was,
in 1961. Willem Jan en zijn broer werden door
hun moeder opgevoed.
'Je hoort vaak dat ouders weinig loslaten
over hun kampervaringen, maar mijn
moeder was heel open', herinnert hij zich. 'Ik
denk omdat mijn broer en ik moesten weten
dat zoiets mogelijk was. Als we kampeer
den, leerden we overleven, met weinig toe
kunnen, tevreden zijn met niets. Op een
bepaalde manier veranderde ze Vlieland in
Tjideng - met eten dan, en zonder Jappen. Ik
vond het heerlijk.'
Zijn vader was een totok, maar Otten heeft
dat altijd een 'kwestieus woord' gevonden,
totok: 'Met het woord totok werd vooral
bedoeld dat mijn moeder en haar familie dat
niet waren en andere mensen wel. Maar de
vraag blijft raar: is iemand écht Indisch of
niet? Indische Nederlanders vormen een ver
ongelijkte gemeenschap, omdat het verleden
van ze is afgenomen. Het is er niet meer, dat
verleden. En daardoor krijg je van die scherp
slijperijen. Bij ons zit er niet veel Indisch
bloed. Voor mijn moeder was het belangrijk
dat zij er geboren was, haar moeder er gebo
ren was en haar moeder... een bijna joodse
moederlijn. Het weggaan en niet meer terug
kunnen, dat is belangrijk in mijn familie.'
Een sneeuw draait om een zwijgende man
in een stoel waarvan we langzamerhand te
weten komen dat ie in Majdanek, een Duits
vernietigingskamp, heeft gezeten. Hij is ziek.
We maken zijn laatste nacht mee. Hij kan
niet spreken.
Otten: 'Begin jaren tachtig waren er nog
weinig speelfilms over de Tweede Wereld
oorlog - geen Schindlers List - en je had het
gevoel dat je die oorlog niet kon verbeelden.
Die werkelijkheid was taboe, daar kon je zelfs
nauwelijks over praten. Door die ervaring
te geven aan iemand die niet kón praten,
hoopte ik de oorlog toch op het toneel te
krijgen. Lijden en verdriet maakt mensen
egoïstisch en ongevoelig voor wat anderen
hebben meegemaakt. Dat niet luisteren,
dat alleen maar praten van de overige
personages, dat is volgens mij lijden,
verdriet.'
Een sneeuw is eind 1981 in de winter geschre
ven en de discussie tussen Jeroen Brouwers
en Rudy Kousbroek, die toen al woedde,
klinkt erin door. Jeroen Brouwers maakte
in zijn roman Bezonken rood impliciet een
vergelijking tussen de Japanse kampen en
de Duitse vernietigingskampen. Die parallel
mocht je niet trekken van Rudy Kousbroek.
Otten: 'Er is een essentieel verschil tussen de
jappenkampen en de Duitse vernietigings
kampen. In zoverre had Kousbroek gelijk.
Maar hij leek in één adem door te ontkennen
dat er überhaupt sprake was van een gruwe
lijk verleden. Dat heeft veel mensen verdriet
gedaan. Iedereen die in Tjideng gezeten
heeft, heeft een heel leven nodig gehad om
de herinnering tot bedaren te krijgen. Als dat
al gelukt is. Kousbroeks reactie was voor hem
denk ik ook een manier om het verleden tot
bedaren te krijgen.'
Het gaat Brouwers om de uitwerking die dat
verleden op hem heeft en daar heeft hij het
volste recht toe, vindt Otten: 'Het personage
Bibi in Een sneeuw heeft herinneringen die
volgens andere ex-Tjidengers in het stuk
niet kloppen. Maar als je naar Bibi kijkt, dan
geloof je haar. Ik heb bewust geen onderzoek
gedaan en me uitsluitend gebaseerd op
familieverhalen. In de jaren tachtig had de
hoofdrolspeelster nog een Indisch accent. In
de pauze stond mijn grootmoeder op en zei,
met precies hetzelfde accent: Wat prrraat dat
mens vrrreemd!'
De discussie tussen Brouwers en Kousbroek,
benadrukt Otten, was niet de reden dat hij
het stuk heeft geschreven: 'Ik kies geen partij.
Een sneeuw gaat niet over een kamp of over
de kampen, er wordt naar een kamp verwe
zen dat werkelijk bestaan heeft: Tjideng. Ook
Sonei, de beruchte kampcommandant, wordt
bij name genoemd. De gezamenlijke, uiteen
lopende herinneringen van de personages
vormen niet een statistisch gemiddelde van
de ex-kampbewoner. Die herinneringen zijn
gebaseerd op herinneringen van mijn fami-
januari 2015 43
Moesson #7 januari 2015.indd 43
20-12-14 09:00