Column kz Poirrié's Perikelen 7 F/ Is privé r^. ,a..- -7 - Zat ik in wat oude troep te neuzen, kwam ik een foto tegen die me terugvoerde naar een stukje zorgeloze jeugd in de jaren '30. In de gar nizoensplaats Kotaradja, op het noordelijkste puntje van mijn mooie geboorte-eiland Sumatra. De helaas een beetje verbleekte foto is gemaakt ter gelegenheid van de laatste Jamboree van voor de oorlog en toont alle 150 leden van de RK Padvindersbond en de RK Meisjesbond van Kotaradja. Met onze pastoor in het midden en mij vooraan uiterst rechts. Met de welpenvlag in de hand en zo trots als een pauw, alsof mijn team niet was verpletterd bij de onderlinge wedstrijden en ik als sprintkanon niet keihard onderuit was gegaan bij de estafette Krabbenrace. Kon ik daar op mijn ouwe dag hartelijk om lachen, maar drong evengoed tot me door dat die groepsfoto een van de meest progressieve Eur- aziatische samenlevingen van de Gordel van Smaragd weerspiegelt. En verschenen ook de gezamenlijke tripjes naar de bergbron Mata Ië en de stranden van Oleh-Leh en Lhok Nga voor mijn geestesoog. Als even zovele no to racism parties, waarbij sinjo's en totok-grietjes naar hartenlust met elkaar konden stoeien, terwijl hun wederzijdse ouders gezellig in het gras zaten te keuvelen. Allemaal in badpak en zwembroek en zonder te loeren en blozen, in een tijd dat de preuts heid op de Noordzeestranden nog hoogtij vierde, de dames er aan pootjebaden deden in badpakken waarvan pijpen en mouwen onder knie en ellenboog waren vastgestrikt. Was het bij ons heus niet allemaal rozengeur en maneschijn en deden zich weleens onaangename dingen voor. Aardbevingen en bandjirs bijvoorbeeld, die voor heel wat slachtoffers en schade zorg den. Maar dan was het all hands on deck en kwam er een gotong- rojong hulpverleningsactie op gang waar hedendaagse goede doelen organisaties zich niet voor zouden hoeven te schamen. En was er een keer zelfs sprake van een soort oecumene, toen we met de hele 3e klas van de RK lagere school uitrukten om de islamitische begrafenis van een Atjehs meisje bij te wonen. Een gebeurtenis waar we diep van onder de indruk raakten. Maar ook een over alle ras- en geloofs verschillen heen reikend gebaar, dat door onze pastoor geïnitieerd was en hooglijk gewaardeerd werd door de nabestaanden van het overleden kind. Zijn naam ben ik kwijt, maar van onze pastoor kan ik me levendig herinneren dat hij heel wat in de melk te brokkelen had, maar nooit over de schreef ging. Hij tijdens de Heilige Mis altijd meer wijn bij het water wilde dan water bij de wijn, maar immer zorgdroeg dat de mis vlekkeloos verliep. Bovendien bij de biecht veel begrip toonde voor onze kwajongensstreken en in elk geval niet zo kinderachtig was als zijn confraters in Venlo, anno 1951. Hadden Nel en ik net een beetje verkering en vroeg ze of ik mee ging naar het zwembad. Was ik meteen voor te porren, want ik had haar nog nooit in badpak gezien. Viel vies tegen. Had ze niet aan gedacht dat gemengd zwem men taboe was. Mocht niet van de pastoor. Dus jongens bij jongens en meisjes bij meisjes. Wist ik nog niks en hebben we maar een rustig plekje aan de Maas opgezocht. Daar waren geen pottenkijkers en hadden we tenminste meer oog voor elkaar. De rest is privé. Gaat niemand wat aan. Jack Poirrié groeide op in Batoeradja en woont sinds 1951 in Nederland. Elke maand schrijft Jack Poirrié in Moesson over zijn perikelen. februari 2015 17 Moesson #8 februari 2015.indd 17 30-01-15 17:18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2015 | | pagina 17