Het wapen of dienstvak van de dra ger was herkenbaar aan de knopen, hetzij door de kleur, goud of zilver, of met een embleem, bijvoorbeeld een met lauwerbladeren omvloch ten esculaapstaf voor de officieren van gezondheid. De rang van de dra ger werd op de kraag aangegeven met losse metalen sterren. Opper en hoofdofficieren (generaals en of ficieren met de rang van majoor en hoger) hadden op elke mouw één of meer losse metalen sterren. De sterren op de mouwen kwamen in 1904 te vervallen. In plaats daarvan kwamen losse schoudertressen van goud of zilver. Alle metalen delen waren afneembaar, zodat de attila makkelijk gewassen kon worden. De witte attila werd later vervangen door een witte jas: de djas toetoep. In het Indisch Militair Tijdschrift was een officier met de initialen I.C. d'A. van mening dat het leger met de witte attila over een 'gekleed' en net kledingstuk beschikte. Hij achtte het echter als diensttenue minder geschikt. De getailleerde witte at tila zat nauw en was daardoor niet luchtig. Door de vele knopen was het verwisselen van knopen tijdro vend. Het gevolg was dat 'menigeen in dienst wel eens verscheen met een jas, die al voor verschooning in aanmerking had moeten komen, met knoopen, die ten gevolge van het transpireeren van den vorigen avond alle glans hadden verloren.' Veel collega's van D'A namen echter met weemoed afscheid van de sierlijke witte attila. Toen het Indisch Militair Tijdschrift eind 1909 een enquête hield onder zijn lezers, gaven 360 van de 530 respondenten de voorkeur aan het behoud van de witte attila. (marc lohnstein) 40 Moesson Moesson #8 februari 2015.indd 40 +©4- 30-01-15 17:19 Bronbeek 1999/01/25-1-1

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2015 | | pagina 40