Ut'W
Sarong kabaai
TEMPO DOELOE
De 'sarong kabaai' was in Nederlands-Indië
tussen 1850 en 1915 de algemene huiskleding
van vrouwen van Europese origine, vrouwen
met een Europese vader of echtgenoot en
soms van bedienden van Europese families,
waaronder de njai's van een Europese man.
De Europese damesmode bestond toen uit
een hooggesloten blouse met korset, een
lange kostuumrok en een grote hoed. Het
warme, vochtige klimaat vroeg juist om
luchtige kleding, zoals de inheemse bevol
king droeg. Om het behoud van de Europese
identiteit te kunnen combineren met een
gerieflijk verblijf, ontstond een compromis:
overdag, thuis en alleen met vertrouwd be
zoek droeg men sarong en kebaja. 's Avonds,
buitenshuis en in formeel gezelschap was
Europese kleding de norm. De 'Europese' sa
rong en kebaja verschilde van de inheemse.
Een sarong is een tot koker dichtgenaaide
doek die het onderlichaam bedekt. Het
woord betekent in het Maleis koker, of hul
sel. Toch worden in de praktijk ook 'open'
doeken die als rok dienen, zoals de kain of
tapih, sarong genoemd. Sarongs zijn meestal
van katoen, soms van zijde en altijd versiert.
Het middendeel heet lichaam of badan, de
verticale sierbanen aan de uiteinden zijn het
hoofd of kepala. De kepala wijkt in kleur en
patroon af van de badan. Bepaalde motieven
zijn voorbehouden aan leden van vorstenhui
zen, andere bedoeld voor rituelen.
De Europese sarongs waren 100-110 cm hoog
en 180-220 cm lang; lange Nederlandse
vrouwen kregen aan de bovenzijde een extra
band. De gebatikte sarong was onder Euro
pese vrouwen het meest gangbaar. Met de
wastechniek waren vrijere vormen te maken
dan met weven. De Europese vrouwen waren
niet gebonden aan de inheemse symboliek
en lieten vanaf 1850 sarongs maken zonder
februari 2015 41
Moesson #8 februari 2015.indd 41