INTERVIEW Al meer dan de helft van haar leven is ze op televisie. Georgina Carolina Verbaan (Den Haag, 1979) werd er volwassen. Op 17-jarige leeftijd debuteerde ze in GTST. Daarna speelde ze in talloze tv-series en films en presenteerde ze uiteenlopende tv-programma's. Bovendien is ze een veelgevraagde gast in spelshows en praatprogramma's, omdat ze het hart op de tong heeft. Ze schittert door haar onbevangenheid, als ze in een impulsieve bui aan Matthijs van Nieuwkerk en televisiekijkend Nederland laat zien waar ze uit haar jurk is gescheurd. Ze versaagt niet als Humberto Tan haar overvalt met de opdracht om zo sexy mogelijk het recept van linzensoep voor te lezen. Al roept ze bij zulke gelegenheden wel dat ze zich doodschaamt en spijt heeft als ze 's nachts in haar bed ligt. Meer dan eens liet ze ook haar andere kant zien. Die van de ongemakkelijke Georgina, die de kat uit de boom kijkt en zich het liefst afzijdig houdt. Voor de videocamera van Filemon Wesselink vertelde ze over de sombere perioden, waaronder ze jarenlang gebukt ging en waarin het leven langs haar heen leek te gaan. Alsof ze onder een glazen stolp zat. Op een andere planeet. Alsof ze er niet was. Dat er niets binnenkwam van wat anderen tegen haar zeiden en ze niets begreep van hun woorden. Maar dat ze zich welbewust was van haar toestand, wat het allemaal nog erger maakte. Wie al die interviews achter elkaar leest en bekijkt, zou kunnen denken dat ze een open boek is. En dat ze haar ondervragers nooit wil teleurstellen, ook al heeft ze door de jaren heen geleerd dat ze niet altijd hoeft te antwoorden op de vragen die ze haar stellen. Maar wie denkt dat ze altijd eerlijk vertelt hoe het zit, heeft het mis, zegt ze gedecideerd: 'Denk je nou echt dat ik alles vertel? Ik vertel meer niet dan wel.' Over haar Indische afkomst bijvoorbeeld heeft ze nog nooit wat verteld. Maar in Moesson wil ze daar best voor uitkomen. 'Ik vind het prima, alleen vraagt nie mand me er ooit naar. Ja, jij nu wel ja.' Georgina is veel Indischer dan je denkt, had regisseur Frank Krom eerder al gezegd. En ook filmproducent San Fu Maltha had al jaren terug op haar Indische afkomst gewezen. De oplettende kijker van het praatpro gramma DWDD had misschien iets kunnen vermoeden toen ze als tafeldame out of the blue 'pindapower' riep toen er een Indische gast aan tafel zat. Nu zegt ze: 'Het is niet iets dat ik angstvallig verborgen houd, hoor. Ik schaam me er niet voor. Ik begin er alleen niet zelf over. Waarom zou ik er zelf over beginnen?' Als tiener vond ze het nog wel interessant. 'Want helemaal blank vond ik saai. Maar verder ben ik er niet bewust mee bezig.' In haar werk is het al helemaal geen ding. Toen ze zei dat een rol in de oorlogsfilm Zwartboek vast aan haar voorbij was gegaan, omdat ze niet Nederlands genoeg was, was er niemand die haar vroeg wat ze daarmee bedoelde. Haar opmerking 'Ik heb niet zo'n Tweede We- reldoorloghoofd', was veel leuker om op te schrijven. Soms vind ze het best wel jammer dat haar exotische trekken niet wat duidelijker te zien zijn. 'Bij een film over treinkapingen word ik nooit gebeld.' Maar verder speelt haar afkomst geen rol van beteke nis. 'Ik heb me in mijn werk nooit gediscrimineerd gevoeld, behalve die ene keer dat ik op de set kwam en ze zeiden: "Jezus, wat ben jij bruin." Dachten ze dat ik de hele tijd onder de zonnebank had gelegen. Maar het kwam gewoon van de zon. Nu blijf ik uit de zon omdat ik geen rimpels wil, maar vroeger lette ik daar niet op.' Bij de grime werd ze toen witter gemaakt. 'Dat ze erbij zeiden dat ze zo'n bruine huid niet mooi vonden, vond ik heel erg, want het was gewoon mijn eigen kleur.' Ook tijdens die ene keer hield ze haar Indische afkomst voor zich. Daarover praten betekent dat je als dochter van twee Indische ouders, over je familie moet vertel len en die laat ze liever buiten beschouwing. Ze groeide zonder haar vader op. 'Hij was elf toen hij hier kwam. Ik weet maar een paar verhalen van hem over vroeger. Over de baboe. En dat er tjitjaks op je hoofd vielen als ze naar de wc gingen. Ik weet dat mijn opa een aap had. En ik ken woorden als oepil, bau kelek en monjet.' Begin dit jaar was ze met haar dochtertje Odilia op Bali. Ze komt er graag. 'Toen ik daar voor het eerst kwam, voelde dat heel vertrouwd. Ik stapte uit het vliegtuig en ik dacht: Dit ken ik! Dat was zo'n raar gevoel.' Voor haar eigen geestelijke gesteldheid is de warmte goed. 'De wintermaanden vind ik een kwelling. Al die dikke lagen kleren. Het is donker. Het is koud. Vreselijk. Als de lente begint word ik eerst mistroostig, want ik kan niet zo goed tegen seizoenswisselingen. Dan kun je beter rond de evenaar wonen, want daar is het altijd een beetje hetzelfde.' Haar dochtertje is al twee keer mee geweest. 'Ik baal ervan dat ze volgend jaar leerplichtig is. Dan kan ik niet meer in januari weg. Ze vindt het ook heel fijn daar. Iedereen is er zo lief voor kinderen. Met z'n tweetjes zijn we het hele eiland rondgegaan. Ik en een vierjarige peuter.' De Nederlanders die ze onderweg tegenkwam herken de ze aan de nieuwe roman van Adriaan van Dis. Zelf had ze die ook gekocht. Maar van lezen kwam op Bali weinig. 'Ik was aan het eind van de dag bekaf. Thuis lees ik veel en altijd verschillende boeken door elkaar. maart 2015 13 Moesson #9 maart 2015.indd 13 27-02-15 10:58

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2015 | | pagina 13