Column
Poirrié's Perikelen
Bovenop de berg
7 r/
r^. ,a..-
-7
-
Oom Leo was een sterk verindischte totok-oom van ma. Helemaal
verslingerd aan exotisch voedsel, zag hij de pyjama als zijn ideale
kledingstuk en de botol tjèbok zijn favoriete plee-attribuut. Hij was
ook erg aardig en het speet me oprecht dat ik hem maar even mocht
meemaken. Ruim tachtig jaar geleden, toen ik met pa, ma en Gon uit
logeren ging.
Oom Leo dus, woonde bovenop een berg vlakbij Padalarang. Het was
er paradijselijk mooi. Vanaf de veranda kon je de bekende papier
fabriek zien liggen en een rondje om de bergtop stond garant voor
een panoramische blik van West-Java. Er heerste ook een serene rust,
want de enige andere huisbewoners waren een mompelende bejaar
de kokkie van Soendanese origine en twee oude Engelse jachthonden
die het blaffen allang verleerd waren.
Hoewel het erg oude koek is en het geheugen me weleens in de steek
laat, kan ik met het grootste gemak iets onvergetelijks uit die lo
geerpartij van weleer opdiepen. De indrukwekkende banteng-horens
bijvoorbeeld, die in mijn ogen het hele huis domineerden en aan de
enorme stier behoorden die oom Leo had geveld. Met één schot, wat
pa echter betwijfelde omdat er volgens hem alleen makke karbouwen
en koeien op Java rondliepen en geen wilde bantengs. Omdat oom
Leo ook zo kippig was dat hij die jachttrofee wel in een of andere toko
zou hebben gekocht.
En dan was er natuurlijk de weidse ananas-aanplant, die omsloten
werd door een schilderachtige wirwar van fruitdragende bomen en
struiken, waar Gon naar hartenlust moerbeien en andere sappige
vruchten kon plukken. En ik me mocht uitleven in een knots van een
djamboe kloetoek-boom. Zo'n speciaal voor Indische jongens gescha
pen brok jungle om de vermaarde Tarzan in uit te hangen. Zo waren
er meer mooie en leuke dingen. Maar hoe fraai al dat schoons ook
inkleurde, de onafgebroken belangstelling van die jachthonden trok
als een rode schrikdraad door me heen. De zenuwen kreeg ik van ze.
Vooral als mijn verkennersbloed begon te bruisen, maar die lummels
me weer wisten op te sporen. Kon ik me nog maar net bijbenen met
hun oude tempo. En was ik pas echt de sigaar als we zaten te eten,
oom Leo die hongerige hangwangen van honden toestemming gaf
om bij de gasten te gaan bedelen. Vond iedereen leuk, maar ik niet.
Ik zat met klamme handen te wachten tot er weer een enorme kwij
lende kop op mijn blote knieën lag en me hongerig aanstaarde. Zo
van 'komt er nog wat van, of moet ik je spillebeentjes soms oppeuze
len?' Ik ben een hondenvriend, maar Engelse jachthonden komen er
bij mij niet in.
Verhuizingen en andere wederzijds doorleefde belevenissen maakten
dat het contact met oom Leo verwaterde. Op het laatst hoorden we
niets meer van elkaar. Tot we jaren later, kort voor het uitbreken van
de oorlog, bericht kregen dat oom Leo plotseling was overleden In dat
huis op die paradijselijke plek. Kon eigenlijk niet beter. Hoefde hij de
oorlog en al die narigheden ook niet mee te maken.
Jack Poirrié groeide op in Batoeradja en woont
sinds 1951 in Nederland. Elke maand schrijft Jack
Poirrié in Moesson over zijn perikelen.
juni 2015 17
Moesson #12 juni 2015 (nieuw).indd 17