Wie Pa van der Steur zegt, ziet meteen de Steurtjes voor zich. Van die Indische jongetjes, stuk voor stuk zielige weesjes, die geen mens meer hadden be halve die grote man met de baard. Dat beeld was ook het mijne, toen ik mijn onderzoek begon naar deze merkwaardige man. Deze zomer verschijnt mijn biografie van Pa. In de wereld van Pa bleek het er héél anders aan toe te gaan dan u en ik dachten. Johannes van der Steur (1865-1945) vertrok in 1892 naar Indië, met het vaste voornemen om in Magelang (Java) christelijke onder steuning te verlenen aan de militairen. In april 1893 nam hij de zorg op zich voor vier kinderen. Daarna kwamen er méér kinde ren, en zijn naam en faam als Pa groeide daardoor, zowel in Indië als in Nederland. Het is een mooi en vaak ontroerend verhaal, dat hij zelf de wereld in heeft geholpen. Want als Van der Steur ergens in uitblonk, dan was dat wel in zijn imago goed in de kranten brengen. De zaken waar hij liever niet over schreef, staan in mijn boek. Haarlem Johannes van der Steur kwam uit Haarlem. Hij was een van de tien kinderen in een protestants gezin dat nogal eens van kerk wisselde. Uiteindelijk vonden ze onderdak bij de Zevende Dag Baptisten, een gemeente waar men geloofde in de volwassenendoop en waar de zaterdag als zevende dag, de rustdag, werd gehouden. Dankzij deze kerk heeft Johannes van der Steur zich verder ontwikkeld. Dat kwam vooral doordat hij in de stichter ervan, Gerard Veldhuyzen senior, een mentor vond. Met diens zoon Veldhuy zen junior trok hij de sloppenwijken van de stad in, in de hoop daar christelijke onder steuning te verlenen. Hieruit kwam later de Middernachtzending voort, die mede dankzij de destijds beroemde dominee H. Pierson, 40 Moesson Moesson #12 juni 2015 (nieuw).indd 40 decennia lang een grote bloei beleefde. De Middernachtzendelingen probeerden mannen ervan te weerhouden prostituees te bezoeken en alcohol te drinken. Met deze achtergrond ging Van der Steur naar Indië. Tegen de drank, tegen seks buiten het huwe lijk. Als christelijk alternatief zou hij een mili tair tehuis opzetten. De mannen zouden dan geen behoefte meer hebben aan een njai. Voor zijn komst gonsde het in de Indische pers van wantrouwen en achterdocht tegen deze merkwaardige zendeling die van alles kwam verbieden. Daar zat de kolonie hele maal niet op te wachten, zo'n beterweter uit Nederland. En een beterweter was hij zeker. Hij was ook koppig. En een solist, die de baas wilde zijn. En hij had de ambitie iets groots van zijn leven te maken. Hij zou, behalve een kort verlof, tot aan zijn dood in de kolonie blijven. Daar had hij een thuis gevonden. Om precies te zijn: een tehuis. Het heette Oranje- Nassau. Magelang Oranje-Nassau bestond aanvankelijk uit een eenvoudig huis in de garnizoensplaats Magelang, waar Van der Steur woonde. Het tehuis liep redelijk goed. Dat kwam door een combinatie van het aanbod (zoals snoep-, en rookwaren, hulp bij brievenschrijven) en de klik die er bestaan moet hebben tussen de militairen en Van der Steur. Wegens een groei in het aantal bezoekers, moest het tehuis vergroot worden, en daarna nóg eens. Wie dat betaalde? Grotendeels de achterban in Nederland. En ten dele de donateurs in Indië, maar daarvan waren er in de eerste jaren veel minder. Met de komst van de kinderen leek Oranje- Nassau alleen om hen te draaien. Van der Steur, nu tot Pa gepromoveerd, schreef in zijn jaarverslagen hartverscheurende verhalen over eenzame en verlaten kinderen, waarover hij zich graag wilde ontfermen, als er maar geld was. Hij was een briljante marketing man, die precies de juiste snaren wist te doen trillen. De harten van het goedgeefse publiek openden zich, evenals hun porte monnees. Maar... schreef de marketingman wel de hele waarheid? Op die vraag moet ik zeggen: nee, dat niet. Hij had meer geld dan hij het grote publiek liet weten. Op zich logisch, want anders zouden de donaties stoppen. Zolang de men sen dachten dat hij arm was en honderden mondjes moest voeden, zolang kwam er geld, wist hij. En dat was zo. In 1905 kende de toenmalige gouverneur-generaal J.B. van Heutsz hem een jaarlijkse subsidie toe van maar liefst 28.000 gulden, destijds een ver mogen. Van der Steur bleef bedelen, hij had jaarlijks ettelijke duizenden guldens nodig. Die stroomden dankzij zijn professioneel be delen naar hem toe, en daarbij kwamen nog de geschenken in natura. In 1929 berichtte Het Nieuws van den Dag dat 'een belangstel lende familie' hem een zevendeurs Cadillac cadeau had gedaan. Dus dat was één: Pa had meer geld dan hij liet merken. Nu nummer twee: hoe kwam hij aan die kinderen? In het begin haalde hij ze weg uit de kampong, zonder navraag te doen of er ook familie was die van ze hield. Zijn redenering was typisch koloniaal: kinderen met een Europese vader, moeten in de Europese levenssfeer worden opgevoed. Aan de inheemse familieleden werd niets ge vraagd. Later, toen het tehuis bekender werd, kwamen er betalende logees en tijdelijke gasten. Er waren kinderen met een Indische achtergrond, maar zij waren ook Moluks en Afrikaans. Vrijwel allemaal hadden ze een vader in het KNIL. En dit is een goed moment om het derde punt te noemen dat Pa in zijn tehuisverhalen op de achtergrond hield: zijn werk voor de militairen is altijd doorgegaan, altijd. Indisch Bronbeek In 1923 besloot Van der Steur tot een onge wone omvangrijke inzamelingsactie voor de militairen. Om precies te zijn, voor de vetera nen. Voor deze mannen wilde hij een Indisch Bronbeek oprichten, een tehuis zoals dat ook

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2015 | | pagina 40