Column
Poirrié's Perikelen
Weg nachtrust
Dit verhaal heb ik eerder verteld, in Moesson. Maar laatst ook thuis,
in geuren en kleuren. Was een daverend succes. Mijn achterkleinzoon
Sef viel zelfs bijna uit zijn stoel van het lachen, om onze ontmoeting
met een vluchtende moerasslang.
De gebeurtenis vond plaats toen we met een paar Brencarriers en
een Jeep als 'vooruitgeschoven djaga pintoe' optraden in de regio
Banjoeasin, boven Palembang. Waar we weinig meer te doen hadden
dan jagen en dengdeng tjeleng maken voor onderweg, als we gingen
patrouilleren. Liefhebbers genoeg dus toen er een beruchte crimineel
moest worden ingerekend. Probleem was wel dat de kerel zich met
zijn minnares schuilhield in een goeboek, op een eilandje in zo'n
moeras waar je heel Den Haag en omstreken in kunt laten wegzakken
zonder ooit Het Torentje terug te vinden. Maar gelukkig was daar
een klein kruidenvrouwtje dat al rondscharrelend op die schuil-goe-
boek was gestoten en ongezien weg had kunnen komen. Bang voor
represailles had ze dat aan niemand verteld, maar ging ze dankzij een
leuke donatie onzerzijds overstag en was ze zelfs bereid ons de weg
te wijzen.
Het regende pijpenstelen toen wij (drie Gadja Merahs en het
kruidenvrouwtje) in het holst van de nacht via een wirwar van
modderpaden bij een onder water staand bos aankwamen. En er zo
konden overstappen op de typisch Sumatraanse 'allseasons' nood
brug; oftewel een verzameling polsdikke staken die paarsgewijs op
zodanige hoogte aan de bomen zijn vastgemaakt dat ze in de natte
moesson bij extreem hoge waterstand een soort luchtbrug voor
voetgangers vormen. Met voor alle zekerheid een metertje hoger aan
de bomen nog een staak om je aan vast te houden. Dat milieuvrien
delijke, uit de oertijd meegenomen kunstwerk voldeed perfect. Zij het
dat het die nacht zo hard regende dat het water tot onze borst steeg.
We al balancerend op de zwiepende staken niet konden zien, maar
wel voelen hoe onder ons in het donkere water een opgeschrikte
moerasslang tussen onze benen door wegvluchtte. Brak er paniek uit
en ging het kruidenvrouwtje kopje onder, maar kon gelukkig bijtijds
aan haar knotje bovenwater worden gehesen. Verder verliep de tocht
probleemloos.
Bij dagaanbreken vielen we de goeboek binnen en sommeerde onze
commandant arrestatieteam de boef en zijn minnares hun bezig
heden onmiddellijk te staken en van de baleh-baleh af te komen om
met ons mee te gaan. Eind goed al goed. Dit verhaal heb ik thuis van
wege Sef in gekuiste vorm verteld. Die jongen is 11 jaar en hoeft van
mij nog niet te weten wat die boef en zijn minnares uitspookten op
de baleh-baleh, toen we binnenkwamen. Voor dat soort voorlichting
moet hij bij zijn ouwelui aankloppen, vind ik. Later in bed nagenie
tend van het grote succes van de vertelling, vroeg ik me trouwens af
hoe het ons zou zijn vergaan als we geen moerasslang maar moeras
krokodil van een meter of acht aan het schrikken hadden gemaakt,
want die hadden ze daar bij de vleet. Meende ik van de weeromstuit
in de schaduwen op het plafond boven me net zo'n moordzuchtig
reptiel te herkennen. Hij keek me strak aan met zijn kille ogen en
kwam langzaam op me af gekropen. Weg
nachtrust.
Jack Poirrié groeide op in Batoeradja en woont
sinds 1951 in Nederland. Elke maand schrijft Jack
Poirrié in Moesson over zijn perikelen.
juli 2015 19
Moesson #1 juli 2015.indd 19
24-06-15 12:26