Vergeten door het Vaderland illegaal in Indonesië 'Nederland heeft mij laten stikken!' zegt Herman de Pauw (83). Hij woont al vijfenzestig jaar illegaal in Indonesië. Toen zijn vader in de jaren vijftig bij het Hollandse consulaat in Soerabaja een vertrekvisum voor zijn gezin naar Holland aanvroeg, was de termijn verstreken. 'U bent te laat', zeiden ze achter het glas. De familie woonde ver weg in de binnenlanden verstoken van informatie. Na een heftige discussie met de consul werd Herman wel weer als Nederlander erkend. 'Maar ik kreeg slechts een paspoort als ik kon aantonen dat ik geld voor een ticket bezat.' Dat had hij niet. In de nieuwe republiek was deze 'Hollandse Hond' ook niet welkom. Hij voelt zich verlaten door het vaderland PERSOONLIJK 65 jaar Tekst en foto Wilma van der Maten 'Ik ben geboren in de afzonderlijke plaats Banjoewangi', begint Herman zijn levens verhaal. Het laatste dorpje in de uiterste hoek van Oost-Java waar de veerboot naar het toeristeneiland Bali vertrekt. Zijn vader kreeg er ooit een stuk grond als dank voor zijn bewezen diensten aan de suikerfabriek van Semarang op Midden-Java. 'We woon den in een groot huis', weet Herman zich nog te herinneren. Overdag ging hij met zijn broers en zussen naar de Europese lagere school. Als hij thuis kwam moest hij op het land van zijn vader werken. 'Ik heb een echte Hollandse opvoeding gekregen. We hadden geen bediendes in huis. We maakten zelf alles schoon. We mochten niet spelen. Dat vonden mijn ouders verspilling van tijd. Mijn Indonesische moeder had de knoet er goed onder', lacht Herman. Toen hij in de derde klas van de lagere school zat, vielen de Japanners Nederlands-Indië binnen. De school ging dicht. De familie hoef de niet naar een interneringskamp. De Ja panners hadden het gezin met acht kinderen harder nodig voor de verbouw van groente, fruit en rijst voor de gelegerde troepen. Als goedkope slaven werden Herman en zijn familie op hun eigen grond tewerkgesteld. 'We moesten keihard werken. Ze sloegen ons als we niet ons best deden.' Hij vraagt beleefd of hij even zijn broek mag laten zakken. Bij zijn billen laat hij een diep gat zien. 'Een soldaat stak er ooit zijn bajonet in. Ik was aan het werk en zwaaide met mijn schep naar achteren. Ik had niet gezien dat er een soldaat stond. Hij kwakte mij in een judogreep op de grond. Toen stak hij de punt van zijn geweer in mij. Als hij mijn hart had geraakt, was ik er nu niet meer geweest.' Op een dag arresteerden Japanse soldaten zijn vader, omdat hij zijn dochter Marie had verstopt in de schuilkelder onder het huis. Volgens de regel moest ieder meisje boven de 18 jaar aan de Japanners worden overge dragen. Hermans vader weigerde. Hij wist augustus 2015 41 Moesson #2 augustus 2015.indd 41 23-07-15 13:15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2015 | | pagina 41