wat er met zijn dochter zou gebeuren. Hij kon het niet aan dat zij als 'troostmeisje', dwangprostituee, misbruikt zou worden. Vader De Pauw werd afgevoerd naar een militair kamp in Djember in Oost-Java. Daar vertelde de commandant dat ze voor straf drie vingers zouden afhakken. Zus Marie gaf zichzelf daarna bij de Japanners aan. Ze was bang dat de soldaten haar vader zouden vermoorden. Na een jaar keerde ze terug. 'Ze hebben haar al die tijd misbruikt. Ze was ge broken. Ze hadden haar heel vaak verkracht', vertelt Herman met een brok in zijn keel. Na de capitulatie van Japan in 1945 werd de situatie voor de familie De Pauw er niet beter op. 'De Japanners maakten plaats voor Indonesische rebellen. Op mijn verjaardag, dat was op 2 oktober, haalden Indonesische vrachtwagens ons op. We werden allemaal, op mijn Indonesische moeder na, naar het kamp van de pemoeda's gebracht.' De pemoeda's kenden geen gescheiden man nen- en vrouwenkampen zoals de Japanners. De kinderen bleven bij hun vader. Ze gaven hun gevangenen ook niets te eten. Ze kregen een handje vol met geld waarvoor ze eten konden kopen. Dat ze vervolgens zelf moes ten koken. 'We ontvingen net genoeg om niet dood te gaan', vertelt Herman cynisch. Er kwamen Indonesische handelaars in het kamp. 'We moesten heel slim zijn met ons geld. Als je een stuk kip kocht dan wist je dat je daarna dagen niets meer kon eten. Groen ten waren betaalbaar. Maar die voedden weer niet zo goed.' De pemoeda's sloegen niet zoals de Japan ners de geïnterneerden om de haverklap. 'Ze tikten met hun bamboestokken als je een fout maakte. Wie het volkslied niet kende, werd wel hard geslagen', weet Herman nog. 'Het was bidden tot de Heer en dank zeggen voor wat u mij geeft.' Hij is dankbaar dat hij het Republikeinse kamp heeft overleefd. Alle Indische-Nederlanders die niet werden geïnterneerd door de pemoeda's zijn in hun 42 Moesson Moesson #2 augustus 2015.indd 42 dorpen vermoord. 'Mijn moeder en broertje liepen geen gevaar. Maar de rest van mijn Hollandse familie in Banjoewangi is gedood. Mijn ooms, tantes, neven en nichten gingen er allemaal aan. Mijn vader had aan het ein de van de Bersiap alleen nog zijn kinderen.' De grootste schok kreeg Herman in 1947. Nederlandse soldaten haalde de familie uit het kamp en brachten ze thuis. Daar bleek moeder te zijn overleden. 'Dat was op eerste kerstdag. Ze hadden haar begraven, in geen kleed, in geen kist. Ze is zo in de grond gestopt. Ik word er weer zo verdrietig van. Ik ben met kerst daarom altijd thuis en ga nooit uit. Ook deze kerst ben ik thuis geble ven.' De moeder van Herman stierf van de honger. Van de onderneming was niets meer over. Terwijl Herman met zijn vader, broertje en zusje in het kamp zat, vernielden en plun derden de rebellen hun bezittingen. Uit het grote huis haalden ze alles wat nog bruik baar was tot aan de teakhouten planken toe. Daarna staken ze de rest in brand. Zijn moeder leefde de laatste maanden in een heel klein huisje op de onderneming waar niets meer groeide of werd verbouwd. Het gebroken gezin wilde na de dood van de moeder graag naar Nederland. Hermans grootouders zijn daar geboren. Vader De Pauw en zijn kinderen bezaten een Hollands geboortebewijs. Maar bij het consulaat in Soerabaja kreeg de familie te horen dat de datum voor de aanvraag al lang was verstre ken. 'We zaten in een afgelegen gebied, ver stoken van enige communicatie. Hoe konden wij dat nou weten. Bovendien we spraken Nederlands. Hoe kun je dan tegen ons zeg gen dat het te laat is en we ons eigen land niet meer inkomen?' Herman wordt weer helemaal ziek als hij aan dat zwarte moment denkt. Ontredderd keerde de familie terug in Banjoewangi. Daar wachtte De Pauw op een nieuw bericht over een mogelijk vertrek dat nooit kwam. Toch is Herman de Pauw officieel een Ne- derlander. Hij heeft er hard voor gevochten. 'Ik ben op een dag naar het consulaat in Surabaya gegaan. Ik vroeg er een gesprek met de consul aan. Ik zei dat ik een Nederlan der was. Hij schreeuwde verschrikkelijk tegen mij. Hij zei dat ik helemaal geen Nederlan der was. Hij wilde niets voor mij regelen. Hij sloeg vervolgens heel hard op de tafel. Ik legde hem uit dat als ik op de tafel zou slaan het hout wel eens zou kunnen barsten. Toen zei hij dat ik naar huis moest gaan en de volgende ochtend mocht terugkeren. De volgende dag was alles voor elkaar. Hij heeft me toen het Nederlandse staatsburgerschap teruggegeven.' Maar het bewijs gaf Herman de Pauw niet automatisch het recht om als Nederlander naar zijn vaderland te mogen verhuizen. Een paspoort kreeg hij niet. Het consulaat in Soerabaja wilde die pas aan hem geven als hij zelf zijn ticket naar Nederland kon betalen. Herman zat financieel aan de grond. Zo arm was hij toen. Zo arm is hij altijd gebleven. 'U bent een Nederlander in Indonesië. Heeft u een woon- of werkvergunning, een KITAS?' vraag ik aan De Pauw. 'Nee, die heb ik ook niet. Omdat ik een Nederlandse staats burger ben word ik hier gedoogd. Ik word beschouwd als een buitenlander. Ze zetten me het land niet uit. Ze weten wat er speelt. We zijn bovendien oud. Maar ik kom hier ook voor geen enkele zorg of wijze van opvang in aanmerking. Ik heb geen verzekering. Grote medische kosten betaalt het consulaat al jaren', legt Herman uit. 'Een vuil politiek spel', noemde Ruud Sellier van de Stichting Help de Indischen in Indone sia het Hollandse remigratiebeleid van toen. Sellier heeft zich daar altijd zeer kritisch over uitgesproken. Helaas overleed hij afgelopen mei. Moesson sprak nog voor zijn dood met hem. 'Je schrikt van het bewijs', stelde Sellier. 'Ze hebben mensen als De Pauw destijds

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2015 | | pagina 42