Column
Poirrié's Perikelen
Cookie
Zat ik met Nel en nicht Marian naar een tv-kookwedstrijd te kijken,
kwam er een beroemde meesterkok in beeld. Wie het precies was
weet ik niet meer, maar het was in ieder geval een zwaarwichtige
Hollander van ruim twee meter. Hij leek sprekend op Marians man
Anton, die oogt net zo indrukwekkend.
En dat niet alleen, want Anton is ook een geroutineerde bareigenaar,
tevens cateringexploitant en beschikt al vele jaren over het officiële
diploma stichtingskok, inclusief een stapel certificaten en oorkonden.
Daarnaast is hij al opa en doet hij geen vlieg kwaad. Is het misschien
niet helemaal onlogisch dat het op de beeldbuis verschijnen van die
op Anton lijkende meesterkok me op een andere, volkomen tegenge
stelde figuur bracht. En wel op Cookie, een Japanse legerkok die zich
ophield in de keuken van het hoofdgebouw van het kazernement
Tjikoedapateuh in Bandoeng. Klein, mager en zo chagrijnig als de pest
kon je het secreet soms in de deuropening van zijn keuken zien uit
blazen van de hitte. Gehuld in tjawat en met een zweethanddoek om
de nek. Dan mocht je blij zijn dat je niet bij de aftredende corveeploeg
hoorde die door de wachtcommandant was beschuldigd van aanwe
zige contrabande, oneerbiedig buigen of andere flauwiteiten. Want
dan was je nog niet jarig en werd er weer geschopt en geslagen. Liep
je ook kans dat je mocht meedoen aan een rondje hardlopen om
het hoofdgebouw. Zonder prijswinnaars en met een pak rammel als
extraatje voor de langzaamste renners. Dat was een leuke afleiding
voor de soldaten van de wacht, die verveelden zich stierlijk als ze in
het wachthok zaten te niksen en waren maar wat blij als ze zich even
mochten afreageren op die nietswaardige tawanans. Bij zo'n gele
genheid kon het ook gebeuren dat Cookie de kok het geroezemoes
van rennende voeten en rammelende blikjes en eetketeltjes hoorde
aankomen, hij krijsend van plezier de deur uit stormde om de uiteen
stuivende horde met zijn schuimspaan om de oren te slaan.
Ik ben in Bandoeng weleens met dat corvee mee geweest, maar heb
gelukkig nooit met een rondje hoofdgebouw hoeven meerennen.
Was waarschijnlijk gewoon mazzel dat er toen niet genoeg te mep
pen viel. Maar eigenlijk ben ik ook nooit echt bang geweest voor een
mogelijke hardloopwedstrijd. Ik was toen nog jong en meer bot en
vel dan vet, maar nog behoorlijk snel. Als het moest. En niet te lang
duurde. Van Cookie zelf heb ik trouwens nooit last gehad. Wel van
een andere jap, op een bloedhete dag, in de voortuin van een of ander
gebouw. Kwam ik er achter dat je nooit op je kont mag zitten bij het
onkruid wieden. Dat mag alleen staande of hurkend. De buil die de
ellendeling me met een hark bezorgde was zo groot als een kippenei.
Jack Poirrié groeide op in Batoeradja en woont
sinds 1951 in Nederland. Elke maand schrijft Jack
Poirrié in Moesson over zijn perikelen.
september 2015 17
Moesson #3 september 2015.indd 17
26-08-15 15:46