gezet. Toen het beest tussen het alang-alang liep, zeiden we tegen mijn zusje dat het een spook was. Ze was zo bang dat ze in de dak- nok klom. Mijn broer heeft haar eruit moeten halen, want ze durfde echt niet meer naar beneden te komen.' Vlak voor de oorlog bracht Leopold zijn gezin naar een bamboe huisje diep in het bos. Dit zou een veilige plek zijn. Zelf ging hij naar het internaat van de hbs, daar verbleven de leerlingen die niet naar huis konden. 'De Japanners bezochten het internaat en iedereen moest zijn paspoort laten zien. Mijn vader was Belg, maar omdat de Hollanders het normaal gesproken voor het zeggen hadden, dachten ze dat hij een vals paspoort bezat. Op het schoolplein werd mijn vader doodgeschoten.' Het bamboe huisje was zo'n 35 kilometer van de stad af. Connie ging van een luxe leventje naar bijna niks. Eten moest ze zelf zoeken. Er werden vallen en fuiken gezet en er werd fruit geplukt. 'De Japanners hadden ons toch ontdekt', zucht Connie. 'We moesten verzamelen bij de grote weg, er zou een bus komen die ons naar een kamp zou brengen. We hebben een tijd staan wachten, maar er kwam geen bus opdagen. Toen kwam onze oom aangefietst. Hij zei opgewekt dat we terug naar huis konden. Het was vrede!' Deze oom had het goede nieuws gehoord op Radio Melbourne. Eigenlijk mocht je in die tijd geen radio in je bezit hebben, maar hij had er eentje verstopt in een waterput. Tijdens razzia's is dit nooit ontdekt. 'Toch geloofde mijn moeder hem niet. Mijn oom ging toen op een houten kistje staan en begon het Wilhelmus te zingen. Dat mocht in de oorlog niet, want daar stond de doodstraf op. Maar door dit uit volle borst te zingen, wisten we dat het echt vrede was. We konden terug naar Makassar!' november 2015 39 Moesson #5 november 2015.indd 39 28-10-15 14:43

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2015 | | pagina 39