'Nederlandse ziekenhuizen zouden meer open moeten staan voor de verzorgende rol van naasten' INDONESIË te maken en niet met andere factoren. Wat me ook verraste is dat vermoeidheid, een be langrijk symptoom bij kanker, veel vaker als probleem wordt genoemd door Nederlandse patiënten. De mate waarin vermoeidheid wordt ervaren, valt dus, opmerkelijk genoeg, niet af te leiden uit het ziektebeeld.' Het is een bevinding die lezers van haar proefschrift, The quality of palliative care for patients with cancer in Indonesia, op het spoor zet naar fascinerend, maar ook onontgonnen terrein. Wat ze laat zien is hoe economische en culturele omstandigheden invloed hebben op het ziekbed. Het verbaast natuurlijk niet dat patiënten in Indonesië, een opkomende economie, financiële zorgen vaak hun belangrijkste probleem noemen. In de periode dat Christantie haar data verzamelde, was in het land een ziekte kostenverzekering nog een zeldzaamheid. Sinds kort is er een soort ziekenfondsstelsel. Maar ze zoomt in op iets anders: de mate waarin familie betrokken is bij de zorg in het ziekenhuis. Op de cover van haar boek staat een ontroerend schilderij, zelf gemaakt. Een moeder die voor haar zieke dochter zorgt. Het is niet zomaar een keuze. 'In Indonesië zijn familieleden actief betrokken bij de dagelijkse verzorging van ziekenhuispatiënten. Dat verklaart, denk ik, een paradoxale uitkomst van mijn onder zoek. Patiënten in Indonesië zeggen minder vaak problemen te hebben dan patiënten in Nederland, maar ze hebben tegelijk meer onvervulde behoeften aan professionele zorg. Ze zijn gewend hun problemen met hun familie te bespreken. Pas als je ze vraagt of ze meer professionele aandacht zouden willen, zeggen ze 'ja'. Wat bovendien een rol zal spelen is een nog erg paternalistische communicatie tussen arts en patiënt. Het is vaak eenrichtingsverkeer. Ook ontbreekt de intermediaire rol van de huisarts. Die bestaat in Indonesië niet.' Dat voor kankerpatiënten in Indonesië exis tentiële en sociaalpsychologische problemen minder zwaar lijken te wegen, verklaart ze uit de spirituele cultuur van het land. Wie een diep geloof heeft, is eerder geneigd ziekte en vergankelijkheid te aanvaarden. Niet voor niets is het geloof in een almachtige God het eerste van de vijf principes van de Pancasila, de ideologische grondslag van de staat. Geestelijk verzorgers (moslim, christen, hindoe) hebben een prominente positie in het ziekenhuis. Maar ook hier doen de hechte familiebanden zich gelden, denkt ze. Het verloop van de ziekte, het ondergaan ervan, medische ingrepen: het is family business. De patiënt kan nauwelijks op het idee komen dat hij er alleen voor staat. Voor Christantie staat vast dat Indonesië als het gaat om palliatieve zorg nog forse stappen te maken heeft. 'Er gebeurt veel, maar het is niet genoeg. Palliatieve zorg is tot nu toe alleen beschikbaar in zeven steden: Surabaya, Jakarta, Yogyakarta, Bandung, Se- marang, Denpasar en Makassar. Ook zouden ziekenhuizen en eerstelijnsgezondheidscen tra (het eerste aanspreekpunt) beter moeten samenwerken. Veel patiënten met kanker lij den nu onnodig of komen thuis te overlijden zonder voldoende professionele zorg.' In haar proefschrift concludeert ze dat de kwaliteitsindicatoren voor de organisatie van palliatieve zorg zoals die in Europa zijn ont wikkeld, ook waardevol en toepasbaar zijn in Indonesië. Eén zo'n kwaliteitsindicator is bij voorbeeld de aanwezigheid in elk ziekenhuis van een palliatief team. Was ze verrast te ontdekken dat in Nederland ook maar weinig ziekenhuizen zo'n team hebben? Er komt een beleefd antwoord. 'Met het regionale stelsel van palliatief arts-consulenten die dag en nacht door collega's geraadpleegd kunnen worden, is de palliatieve zorg in Nederland goed geregeld.' Toch kunnen we ook iets van Indonesië leren. 'Ziekenhuizen zouden meer open moeten staan voor de verzorgende rol van naasten. Eigenlijk zijn alleen kinderafdelingen daar in Nederland op ingesteld. Terwijl je in Indonesië ziet hoe het welbevinden van ernstig zieken wordt bevorderd door de nabijheid en actieve participatie in de zorg van familieleden.' Met het oog op de rol van naasten in de zorg voor kankerpatiënten, heeft ze samen met collega's van de opleiding verpleegkunde aan de Gadjah Mada-universiteit in Yogyakarta een trainingsprogramma ontwikkeld: BCT (basic care training). Een video en een boekje maken wegwijs. 'Er is nog veel te doen. Er moet meer onderzoek komen, meer bijscholing voor zorgverleners, palliatieve zorg moet vast onderdeel worden van de studie voor arts en verpleegkundige. Ik vertrouw op de groeien de publieke belangstelling en ik hoop dat ik een bijdrage lever aan betere palliatieve zorg in mijn land.' Bert Ummelen is publicist en co-auteur van Wat nu? Gids voor wie te maken krijgt met ongenees lijke ziekte (Bohn Stafleu Van Loghum). december 2015 23 Moesson #6 december 2015.indd 23 24-11-15 18:51

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2015 | | pagina 23