'Ik zoek niet eens naar de waarheid,
ik zoek naar hun verknede verhalen'
INTERVIEW
nodig. Daarnaast beperkt het theaterstuk
zich nog meer tot Indië, tot herinneringen
die terugkomen als je oud wordt. Nog zo'n
wonderbaarlijk verschijnsel dat we allemaal
gaan meemaken. Je hebt verhalen, die her
haal je en dat is jouw verleden. Klaar. Dat zijn
de verhalen waarmee je voort kunt. Maar op
oudere leeftijd komt terug wat gemakshalve
is weggeduwd, toegedekt, dichtgetimmerd,
gevernist. Nog meer dan het boek gaat het
toneelstuk over de tropen, de internering en
de repatriëring - de tijd waarin de moeder
haar gevoelsleven heeft weg geschroeid en
waarna zij het niet meer heeft toegelaten,
tot het laatste halfjaar, als de ingedamde
verhalen naar buiten breken.'
'De lucht bewoog niet op Banda, al rook je de
nootmuskaat die overal te drogen lag'
(Ik kom terug, pagina 123^
'Weggestopte verhalen over het kamp kwa
men naar boven, maar ook die over de een
zaamheid in de verre buitengewesten van
het vooroorlogse Indië van een jong boeren
meisje dat daar terechtkwam met haar man,
een KNIL-officier, die vanwege zijn donkere
kleur naar allerlei verre uithoeken werd uit
gezonden om er de boel te "apaiseren". Mijn
moeders eerste man, de vader van mijn drie
halfzusters, was voor 75 procent Bandanees
van vaders kant en van moeders kant 100
procent Soendanees. Zijn verscheurdheid
moet haar sterk gevormd hebben, besefte ik
pas later. Mijn moeder werd door zowel de
blanke als door de inheemse bevolking met
de nek werd aangekeken, in ieder geval met
argwaan. Voor haar was Indië een bittere
ervaring.'
'Ik vocht mijn eigen oorlog. Altijd al. Kwartier
tje in de ochtend, kwartiertje in de middag
en 's nachts om drie uur een kwartiertje. Als
miljoenen wakker liggen. Alleen. Oorlogje,
oorlogje, elke dag.'(Ik kom terug, pagina 256)
14 Moesson
'De mythologie van mijn ouders houdt mij
bezig, en van hun lotgenoten uit Indië. Toen
ik met Writers Unlimited in Indonesië was,
trokken we op met een groep auteurs uit
voormalige Nederlandse koloniën. Er was
een schrijver uit Sint Maarten die zei: "I am
the last slave of the Netherlands!" en ik werd
gezien als vertegenwoordiger van nostalgia.
Maar mijn werk is niet nostalgisch, het gaat
over kleine mensen die uit hun tuin zijn
verdreven, over hun verlangen, onbegrip,
hun verbittering. Het beeld overheerst dat
al die kolonialen stinkend rijk waren, maar
de meesten waren dat niet. Over hen schrijf
ik. En ik zoek niet eens naar de waarheid,
nee, ik zoek naar hun verknede verhalen.
Eigenlijk probeer ik in mijn verhalen het
verleden aan mijzelf uit te leggen. Elke keer
probeer ik nare herinneringen in een verhaal
te verwerken, zodat ik ze beter begrijp. Ik heb
mijzelf een papieren moeder teruggegeven
die aardiger was dan in werkelijkheid, omdat
ik daar beter mee kan leven.'
'De tijd dat je in het openbaar je hart uitstort
te kwam pas met de luxe van een lange vrede
en de welvaart. "Emancipatie van de emotie"
zou dat gaan heten. Maar in mijn jongensja
ren was het heel normaal dat je niets van het
verleden van je ouders wist.' (Ik kom terug,
pagina 156)
'Acht jaar heb ik bij een psychiater op de
bank gelegen. Kloppen de feiten? Je vader
sloeg je elke dag en je moeder liep weg. Kaler
kan het niet. Maar maak je het toch niet
erger dan het was? Werd je echt elke dag
geslagen, week in week uit? Mijn psychiater
wilde dat ik me als tweedegeneratie-oorlogs
slachtoffer meldde bij Pelita. Maar mijn
vader was een fantast!, wierp ik tegen, straks
is het allemaal niet waar wat hij vertelde. Ik
was het sproetenkind dat nooit onder zijn
palmen had gelopen en zoog zijn verhalen
op. Zijn oorlog maakte een schim van mijn
moeder, ze sidderde voor zijn woedeaan
vallen, maar zijn kwaal mocht geen naam
hebben. Krankzinnig was een woord dat bij
gesticht hoorde.
Mijn vader heeft als dwangarbeider aan de
beruchte Pakanbaroe spoorweg gewerkt
en een schipbreuk overleefd. Hij zou de
torpedering van de JunyoMaru meegemaakt
hebben, een van de grootste scheepsrampen
aller tijden, waarbij meer dan 5.600 opvaren
den omkwamen. Alleen werd de naam Junyo
Maru thuis nooit genoemd. Pelita bevestigde
de verhalen echter - omdat ik hun die had
verteld. Ik verwerkte de geschiedenis van de
Junyo Maru in Indische duinen, nadat een his
toricus me op die mogelijkheid attendeerde.
Mijn moeder had ook geen idee en vond het
een geloofwaardig verhaal, bovendien was ze
zeer verguld dat ik - naoorlogse buitenstaan
der - toch als slachtoffer erkend werd, terwijl
mijn zussen die wel in het kamp hebben
gezeten nooit zover gekomen waren.
Maar vorig jaar, na het verschijnen van Ik
kom terug, kwam er een meneer op mij af
die zegt dat mijn vader helemaal niet op de
Junyo Maru heeft gezeten. Hij stond op geen
enkele lijst. Het was of er een fundament
onder mij werd weggeslagen, want ondanks
alles hou ik toch van mijn gestoorde vader
en ben ik trots op hem, de oorlogsheld, de
man die op een houten plankje in de oceaan
had gedobberd. Ik zocht contact met Pelita:
Jongens, hoe zit dit? Hoe dese? Bleek dat Peli
ta de feiten niet verifieerde. Dat kon toen ook
niet of nauwelijks. Te veel vraag te weinig
mensen. Dus ik had mijn eigen verhaal terug
gekregen. Vervolgens heeft een heel team
van mensen zich op mijn verzoek in de zaak
verdiept, waaronder mijn neef, een geleerd
historicus, en wat hebben we ontdekt... mijn
vader zat op een ander schip. Weet ik nog
geen jaar!
Ik heb bewust nooit research gepleegd en
las geen andere Indische bellettrie, want ik
moest eerst mijn eigen verhaal vertellen.
Ik ben vertolker van de mythologie. Mijn
vader zat op de Van Waerwijck die op 26 juni
Moesson #7 januari 2016.indd 14
18-12-15 14:13