Mandy Mensingh ging samen met haar vader Armand terug naar zijn geboortestad: 'Pas in Bandung kon ik zijn achtergrond beter begrijpen en een voorstelling maken van hoe het er voor mijn familie is geweest.' INDONESIË Op rootsreis met mijn vader Tekst en fotografie Mandy Mensingh Vraag het hem nou... Kom op, je wilt het zo graag! Al wandelend door de Dordtse polders een jaar geleden, lag de prangende vraag op het puntje van mijn tong. De 'Pap, zou je met mij mee willen gaan naar Indonesië?' kwam eruit zonder een traantje te laten, al had dat niet veel gescheeld. Het stellen van mijn vraag voelde emotioneel beladen; je stapt toch samen met iemand zijn verleden binnen. De instemmende woorden 'Maar natuurlijk, meis!' kwamen binnen als een zacht briesje op een hete zomerse dag. De afgelopen jaren werd bij mij de behoefte steeds groter om naar Indonesië te gaan, het geboorteland van mijn vader. Maar dan wel samen met hem. Samen reizen naar zijn geboortestad Bandung, op zoek gaan naar zijn huis, zijn school, zijn lievelingseten, zijn speelplek. Zouden die er nog wel zijn? Hoe zou hij het vinden om daar weer te zijn? Hoe zou het voor mij zijn om er te zijn? Hoe zou het er ruiken? Hoe zou het voelen? Mijn nieuwsgierigheid werd steeds groter. Lempers Even een grote sprong terug in de tijd: mijn vader, Armand Theofiel Mensingh, is op 11 maart 1948 geboren in Bandung. Zijn vader Bertus Mensingh is half Javaans en half Belgisch. Zijn moeder Siem Tan is volbloed Chinees. Zoals ik mijn vader tijdens onze reis regelma tig heb horen zeggen tegen geïnteresseerden - en vast ook enkele ongeïnteresseerden: 'Saya anak Bandung. Papa saya dari Magelang, mama saya dari Wonosobo.' Mijn vader is één van zeven kinderen. De eerste vijf kinderen zijn een stuk ouder dan mijn vader en zijn jongere broertje Ronald, die samen opgroeien in Bandung. En ondanks, of misschien dankzij, dat het gezin het verre van breed heeft, zorgen de inventiviteit, het optimisme en de ondernemersmentaliteit van zijn moeder Siem ervoor dat het gezin aan primaire levensbehoef ten niets tekort komt. Ze weet iedereen warm te maken voor haar befaamde lempers. Zo krijgt zij voor de Asia-Afrika conferentie in april 1955 de opdracht de overheerlijke Indische snack in grote hoeveelhe den te maken voor president Soekarno. Haar hele omgeving mobili seert ze hiervoor. Twee jaar later verlaten vader en moeder Mensingh samen met mijn 9-jarige vader en nog twee van hun zeven kinderen noodgedwongen hun geliefde moederland, en komen uiteindelijk in Dordrecht terecht. Dit is wat ik in grote lijnen wist van mijn vaders eerste toch wel avontuurlijke levensjaren. Halfbloed? Wanneer werd ik mij eigenlijk bewust van mijn roots, vraag ik me af. Ik ben opgegroeid met mijn twee oudere broers Remy en Robin bij mijn vader en moeder, een mooie Hollandse vrouw uit het dorpje Herwijnen die zich, naast mijn onweerstaanbare vader, ook aange trokken voelde tot de Indische cultuur. Wat houdt die eigenlijk in? Dat is moeilijk in woorden te vangen, maar voor mij als 3e generatie is dat vooral opgroeien (we zijn nog niet uitgegroeid) in warmte, vanzelf sprekende verbondenheid, samen zijn, gastvrijheid, bescheidenheid, genieten van eten, praten over eten en eten maken, muziek, dans, eigenwijsheid, (soms vieze) grapjes en creativiteit. Tijdens mijn eerste levensjaren is het opgroeien in een gezin en een grote familie met januari 2016 21 Moesson #7 januari 2016.indd 21 18-12-15 14:13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2016 | | pagina 21