OORLOG EN VREDE stuur te Tjalang. Hij zit met civiele kleding en een hoge zijden hoed naast de schrijver die zijn net ontvangen oorkonde op zijn schoot heeft. De teukoe rechts naast Stammeshaus is teukoe Sobi, oeléëbalang van Rigaih. De gezette teukoe naast de schrijver is een trouwe vriend van Stammeshaus, teukoe Poeloe Raja, beiden drager van de kleine gouden Ster van Trouw en Verdienste. Een miniatuur uitvoering van de klein gouden Ster van Trouw en Verdienste was na de dood van teukoe Poeloe Raja in 1921 geschonken aan Stammeshaus. Deze bevindt zich thans in het Tropenmuseum. Slechts enkele bestuurders zouden een ridderorde krijgen. Een van hen was Pangli ma Polim, hij was een van de belangrijkste verzetsleiders uit de jaren negentig van de 19e eeuw. Panglima Polim werd op 17 januari 1928 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Hij had zich in 1903 onder worpen aan het Nederlands gezag met behoud van titel en privileges. Hij overleed op hoge leeftijd in 1940. De zoon van Panglima Polim was een van de voorname figuren die in 1942, vlak voor de Japanse inval in Atjeh, de opstand tegen het Nederlands gezag inluidde. Samen met Teu koe Nja Arif sloten zij zich aan bij de opstand die vanuit Pinang door de Japanners waren georganiseerd, de vijfde colonne. Tegelijker tijd was er vanuit Sigli een religieuze ver zetsbeweging actief, de Persatoean Oelama Seloeroeh Atjeh. Deze fanatieke beweging werd in de volksmond de Poesa genoemd en werd aangevoerd door teungkoe Moehamed Daoed Beureuh. De Atjehse verzetsbewe gingen maakte korte metten met alles wat Nederlands gerelateerd was. Teukoe Nja Arif, zelf een tegenstander van het Nederlands gezag, wist wel te voorkomen dat er nog meer Nederlanders werden vermoord tijdens de opstand. Gedurende de gehele oorlog waren er spanningen tussen de leiders van de Poesa en de oeléëbalangs. Na de capitulatie van Japan greep de Poesa haar kans: Teukoe Nja Arif werd gevangen gezet, net als vele andere oeléëbalangs. Arif was suikerpatiënt en hij stierf tijdens zijn gevangenschap omdat zijn medicatie werd verwaarloosd. In die eerste maanden van 1946 werden bijna alle oeléë balangs vermoord of 'verdwenen' zij nadat zij gevangen waren genomen. Aan het feodale tijdperk van de oeléëba langs, die door het Nederlands gezag werd geaccentueerd door middel van de Ster van Trouw en Verdienste, kwam in 1946 bruut een eind. De macht van de adel was voorgoed gebroken. Een nieuwe periode van geweld was voor de Atjehers ingegaan. Het zou nog tot aan de grote tsunami van 2004 duren voor er weer een tijd van rust en vrede zou aanbreken. februari 2016 25 Moesson #8 februari 2016.indd 25

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2016 | | pagina 25