MAKE WAR NOT LOVE
Spoken
in de gang
Door Alfred Birney
Ze zeggen dat een mens niet kan besluiten
een ander te gaan haten, zoals je ook niet
kan besluiten een ander te gaan liefhebben.
Maar volgens mijn moeder was mijn twee
lingbroer geen mens, en ik trouwens ook
niet, we waren van een andere planeet.
Ik heb het ogenblik gezien waarop mijn
tweelingbroer besloot de Arend te gaan
haten. Het gebeurde in de gang van nummer
1394 aan die eindeloze naoorlogse laan die
naar onbekende maar gelukkige oorden
moest lopen. Ik zag het gebeuren vanuit de
jongensslaapkamer. De gang was een hel
waar je steeds doorheen moest om elders
te komen: de keuken, de woonkamer, de
douche, een van de andere slaapkamers of de
voordeur... Bij het vallen van de avond werd
de gang vanuit de duistere hoeken beloerd
door de Wielewiel. Niemand van ons had ooit
de Wielewiel gezien, maar we wisten dat
het spook zich voortbewoog op razendsnelle
wielen terwijl het spook zelf ook een wiel
was. Toch was de Wielewiel te ontwijken. Als
je hard genoeg liep en sprongetjes maakte,
kon je vanuit de slaapkamer de wc berei
ken zonder door de Wielewiel gegrepen te
worden.
28 Moesson
Er lag dun geel zeil met een armzalig oranje
bloemmotief onder een ruwe lange kokoslo
per in de gang. De kokosloper krulde om aan
de uiteinden. Als je niet oppaste, struikelde je
erover. De kokosloper deed pijn aan je knieën
wanneer je overdag in de gang speelde. Dag
en nacht was er iets mis met die gang. Alles
gebeurde altijd maar in die gang.
Ik deelde met mijn tweelingbroer en ons
twee jaar jongere broertje een kamer, waarin
naast een enkel bed een stapelbed stond. We
kibbelden over wie bovenin mocht liggen. En
we joegen elkaar de stuipen op het lijf door
om de Wielewiel te roepen wanneer een
van ons naar de wc moest. Jonge broer zeek
weleens in zijn broek, zo bang was hij voor de
Wielewiel.
We mopperden dan op hem, omdat we in
zijn zeiklucht moesten slapen. Kwam Mama
op ons gerucht af, dan zwegen we. Want had
ze een slecht humeur, of was er een musical
of film op de televisie, dan kon ze ons bij de
Arend aangeven, zodat-ie ons kwam slaan
en schoppen. Dan kon zij op haar beurt weer
proberen hem daarvan te weerhouden, of ze
speelde het zoals haar kwijnende filmheldin
nen in hun slachtofferrollen. Ze kon erg dom
zijn als zijzelf het mikpunt was: hoe agres
siever hij tegen haar werd, hoe meer ze hem
ging stangen, totdat de man helemaal mata
gelap werd. Misschien wilde ze dat onbewust
steeds weer zien, uit een fascinatie voor het
onbegrijpelijke.
Toen ik acht was, voelde ik al uren tevoren
wanneer het zou gaan spoken rond die
immer door het huis sluipende paranoïde
ex-marinier met zijn zwarte fotoalbums vol
oorlogsgraven en portretten van kameraden
die waren gesneuveld of zelfmoord hadden
gepleegd. Op een keer was er ruzie in de
slaapkamer van mijn ouders. Mama vluchtte
naar de gang. Zelfs de Wielewiel ging
ervandoor. De Arend kwam achter haar aan
en sloeg haar weer met een halter de beide
schouders beurs. De volgende dag droeg
hij ons, de tweeling, op om de was te gaan
doen. Mama lag weer eens in bed vanwege
trombose, zei hij.
We wasten de lakens met onze handen in
de wasteil en trokken ze driemaal door de
wringer voor we ze aan de waslijn hingen.
Huisvrouwen bekeken ons nieuwsgierig
van achter hun ramen. Waarom kwamen ze
ons niet redden uit dat huis vol van slaag,
spoken en oorlogsverhalen? Toen Mama na
Moesson #8 februari 2016.indd 28
26-01-16 13:12