<s> MAKE LOVE NOT WAR ken voor het garnizoen in Makassar. Eén van ons bakte, de ander deed de buitendienst en ik de administratie. De bakkerij lag midden in de stad op het Marine-terrein aan de Justitielaan, dicht bij het militair ziekenhuis. De bakkerij hebben we zelf gebouwd, we hadden onze eigen slaapkamer en douche, en onze eigen kokkie. Met toestemming van de legercommandant bakten we voor de kantine koeken zoals spritsen, speculaas en cakejes. Dat deden we particulier. De ingre diënten kochten we zelf in en de opbrengst van de verkoop mochten we houden. Daar verdienden we tamelijk veel mee. Ik had de jongens van de bakkerij verteld hoe ik was, zij hadden er begrip voor en Andi kwam ge woon bij ons over de vloer. Hij ging mee naar de sociëteit, ik deed alles met hem. Af en toe gingen we naar een hotel. En ik ben een keer of drie, vier in Watampone geweest. We gingen veel uit, altijd waren we samen, ook thuis bij hem. Zijn vrouw was dan meestal achter, dat was een Indonesische ge woonte: de mannen bij elkaar en de vrouwen apart achter. Maar hij besteedde ook tijd aan zijn gezin. Tegen mij zei hij: "Weet wel dat ik nooit zal scheiden, zij is een goede vrouw en een goede moeder." Ik nam daar genoe gen mee. Ik vroeg hem wel: hoe denkt jouw vrouw erover? Want zij merkte het natuurlijk als hij 's nachts weg bleef. "Zij heeft liever dat jij mijn vriend bent, dan dat ik een andere vrouw erbij neem", antwoordde Andi. Ze waren daar gewoon om meerdere vrouwen te hebben, maar daar had hij geen behoefte aan. Die tweeënhalf jaar met Andi had ik het mooiste leven dat er bestond. Pas later hoor de ik over de daden van Raymond Westerling, die ruim 2000 Indonesiërs in Zuid-Celebes heeft laten doodschieten. Verschrikkelijk! Na de soevereiniteitsoverdracht op 27 de cember 1949, drong pas tot ons door dat ik naar Nederland terug moest. We bedachten allerlei plannen om dat te voorkomen. Zo zouden we een hotel beginnen in de buurt van de boulevard. Andi had daar een stuk grond en genoeg middelen om een hotel te laten bouwen, maar ik kreeg geen toestem ming om te blijven. Bij ons afscheid gaf Andi mij een gouden ring die ik altijd heb bewaard. Terug in Nederland leerde ik Ton kennen. Ik heb open kaart met hem gespeeld en hem alles verteld. We besloten samen verder te gaan. Bij mij is het houden van eigenlijk pas later gekomen. Ton was een geweldi ge kerel. We hebben het samen erg goed gehad. Ik had nog wel contact met Andi en wilde graag nog een keer naar Indonesië om te zien hoe het met hem ging. Maar hij wilde dat niet en dat begreep ik ook wel. Hij was een nieuwe weg ingeslagen in de nieuwe Republiek. Ik heb er niet meer op ik op de sociëteit een dag later. Toen Andi terug was, vertelde hij van alles over wat hij gedaan had op Java. Maar over getrouwd zijn... geen woord! Ik ben nogal direct en zei tegen hem: ik heb gehoord dat je getrouwd bent en kinderen hebt. Ja, dat klopt, zei hij. Op zestienjarige leeftijd was hij uitgehuwe lijkt aan een meisje van veertien. Andi woonde met zijn gezin in Makassar, maar hij was opgegroeid in Watampone. Als kind van een adellijke familie mocht hij naar de Europese school in Makassar, daarna volgde hij een opleiding aan de OSVIA aldaar, de opleidingsschool voor inlandse ambtena ren. In de tijd dat wij samen waren werkte Andi niet. De familie bezat grote stukken kampong en daar kreeg hij waarschijnlijk inkomsten van. Dat hij een man van aanzien was, merkte ik toen op een dag een Indo nesiër knielde en zijn voeten kuste. Ik was verbijsterd. Dat kan je toch niet toelaten, zei ik hem. Maar dat hoorde bij de cultuur. "Men sen geloven dat ik anders ben dan gewone mensen; zij zien mij als de afstammeling van de goddelijke koning", zei hij.' Leo was in januari 1948 als dienstplichtig sol daat naar Indië gestuurd en gestationeerd in Makassar op Zuid-Celebes. 'Ik wilde helemaal niet, wist amper waar Indië lag. Gelukkig hoefde ik niet te vechten. Met twee anderen heb ik een bakkerij gesticht om brood te bak- 40 Moesson Moesson #8 februari 2016.indd 40 +0+ 26-01-16 13:13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2016 | | pagina 40