'Ze leerde je dat je voor eerlijkheid niet
bang hoefde te zijn. Niet bang te zijn om
voor je mening uit te komen'
INTERVIEW
in het boek. Daar, op het toneel, zegt Marion Bloem,
ervoer ze pas echt hoe groot de rol van haar moeder
in haar leven altijd is geweest en nog altijd is. 'Ik wist
natuurlijk wel dat ze me heeft opgevoed en dat ze haar
leven heeft opgeofferd. Maar als je in het theater staat
dan voel je dat. Dat emotioneerde mij. Ik zag mijn oma
altijd als mijn muze, evenals mijn tante Yola en mijn
vader. Maar zo dacht ik nooit over mijn moeder. Door
die theatervoorstelling begon ik in te zien dat ze mis
schien wel mijn grootste muze is. Alleen, ik heb haar
nooit op die manier gekoesterd.'
Ze realiseerde zich dat ze haar moeder in haar boeken
had gebruikt, zonder haar daarvoor de credits te geven.
Werd het niet tijd om het eerlijke verhaal te schrijven?
Tegelijk besefte ze dat zoiets ook heel pijnlijk kon
worden. 'De meeste auteurs wachten tot hun moeder
dood is, dan kunnen ze schrijven wat ze willen. Ik wil
ook schrijven wat ik wil, maar mijn moeder leeft. En
juist daarom wilde ik het doen. Vanuit dat conflict ben
ik aan dit boek begonnen.' Als motto koos ze een citaat
van de schrijver Philip Roth:
I write fiction and I'm told it's autobiography, I write
autobiography and I'm told it's fiction, so since I'm so
dim and they so smart, let them decide it is or isn't. (Als
ik fictie schrijf, zeggen ze dat het autobiografisch is, als
ik autobiografisch schrijf, hoor ik dat het fictie is, als ik
blijkbaar zo vaag ben en anderen zo slim, moeten zij
maar beslissen wat het is.)
Melanie Krijger heet de moeder in het boek. En de
schrijfster in het boek heet Sonia, niet Sonja zoals in
Geen gewoon Indisch meisje, net zoals het Marion is en
niet Marjon.
Zo zijn er meer overeenkomsten. Sonia en Melanie
zijn even oud als Marion en haar moeder, 'Zij wordt
zevenentachtig en ik word vierenzestig', schrijft Marion
Bloem op pagina zestien.
Marion: 'Ik had het boek eigenlijk De kleine krijger
willen noemen. Maar die titel had ik al vergeven aan
een kinderboek. Dat gaat eigenlijk ook al over mijn
moeder.'
Melanie Krijger is een vechter. Een vrouw die op
haar derde werd getroffen door kinderverlamming,
waardoor ze haar rechterhand nooit meer goed heeft
kunnen gebruiken. Die opgroeide als de donkerste
van het gezin, wat in het koloniale Indië zijn weerslag
had. Die als jong meisje van haar vader de taak kreeg
om ervoor te zorgen dat haar lichtere zusje niets
overkwam. Die na de onafhankelijkheid van Indonesië
vastberaden was om naar Nederland te vertrekken om
haar kinderen, die nog geboren moesten worden, een
beter bestaan te kunnen geven. Een harde vrouw, die
er niet voor terugdeinsde om de pollepel te gebruiken.
Een onverzettelijke vrouw. Koppig. Strijdbaar. Streng.
Toen Marions zesjarige broer huilend thuiskwam
omdat een buurtjongen zijn bal had afgepakt, werd hij
weer naar buiten gestuurd. Hij mocht pas met bal weer
binnenkomen. 'Niet jengelen. Terugvechten. Je moest je
niet laten slaan. Of je moest een andere plek opzoeken
om te spelen', zegt Marion, die over Melanie schrijft: 'Er
zat een tegenstrijdigheid in haar opvoeding. Toch was
één ding duidelijk: de eerste klap, schop, dreun mocht je
niet geven, maar de laatste moest van jou zijn, anders
kreeg je van haar er nog een paar meppen bij.'
Thuis voerde haar moeder een strak jappenkampregi
me. Marion: 'Alles op tijd. Haar wil was wet. Streng op
het goed gebruiken van de Nederlandse taal, extreem
streng. En ook: niet klikken, elkaar niet verraden, dan
kreeg je echt straf, je moest solidair zijn, loyaal aan
elkaar. Dus eigenlijk wel mooie eigenschappen, maar
zo streng. Rekening houden met elkaar, daar was ze fel
op. Liegen? O, dan werd ze ziedend. Maar zei je eerlijk
dat je de koekjestrommel had leeggegeten, dan was er
niets aan de hand. Ze leerde je dat je voor eerlijkheid
niet bang hoefde te zijn. Niet bang te zijn om voor je
mening uit te komen. Nooit bang te zijn. Naast al die
strengheid was ze ook heel genereus in haar vrolijk
heid. Mijn moeder was geen knuffelaar, maar nog altijd
koester ik de warme sfeer bij ons thuis. De blijheid die
er door het huis ging als we kabaal mochten maken
met pannen en pollepels.'
'Mijn moeder was feministe zonder dat ze het doorhad.
Ze wilde dat we allemaal goed terecht zouden komen.
School was belangrijk, maar ze zei altijd: "Je doet het
voor jezelf." Ze stimuleerde ons op een positieve manier.
Als ik na school naar huis fietste had ik altijd tegenwind
en om het harde trappen langer te kunnen volhouden,
bedacht ik een verhaal. Als ik thuiskwam ging ik als een
gek aan de eettafel zitten schrijven, terwijl zij in de keu
ken stond. Niet tegen me praten, zei ik dan. Als ik het af
mei 2016 15
Moesson #11 mei 2016 (origineel).indd 15
26-04-16 16:28